ECLI:NL:PHR:2016:265

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
15/01747
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. T.N.B.M. Spronken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een waterscooter door meerdere personen met braak

In deze zaak gaat het om de diefstal van een waterscooter, gepleegd door de verdachte in de periode van 5 tot en met 6 juli 2011 te Elshout. De verdachte, samen met anderen, heeft de waterscooter, een Sea Doo Bombardier type RXT 260 RS, weggenomen uit een schuur. De toegang tot de schuur werd verkregen door middel van braak, waarbij schade aan de zijdeur werd aangericht. De waterscooter, die toebehoorde aan [betrokkene], woog meer dan 400 kilo, wat impliceert dat meerdere personen betrokken moesten zijn bij de diefstal.

De bewijsvoering van het hof steunt op verschillende elementen, waaronder het aantreffen van een schoenspoor dat overeenkomt met het zoolprofiel van de verdachte's schoenen en het feit dat de verdachte kort na de diefstal in het bezit van de waterscooter werd aangetroffen in een bedrijfsauto met aanhanger. Het hof heeft deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien en oordeelt dat de verdachte als medepleger van de diefstal kan worden aangemerkt.

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde schuldheling, maar het hof heeft de primair tenlastegelegde diefstal bewezen verklaard. De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de diefstal, maar het hof heeft dit verweer verworpen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het middel faalt en dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak. De zaak is samenhangend met andere aanhangige zaken tegen dezelfde verdachte.

Conclusie

Nr. 15/01747
Zitting: 23 februari 2016
Mr. T.N.B.M. Spronken
Conclusie inzake:
[verdachte]
Verdachte is bij arrest van 1 april 2015 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen gepleegd, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien weken.
Deze zaak hangt samen met de onder nrs. 15/01748 en 15/01749 aanhangige zaken tegen dezelfde verdachte, waarin ik vandaag eveneens zal concluderen.
Mr. M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, heeft namens de verdachte één middel van cassatie voorgesteld.
Het
middelbevat een klacht over de bewezenverklaring, voor zover deze inhoudt dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een waterscooter.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij omstreeks de periode 5 juli 2011 tot en met 6 juli 2011 te Elshout tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur heeft weggenomen een waterscooter (merk Sea Doo Bombardier, type RXT 260 RS met kenteken [AA-00-BB] ), toebehorende aan [betrokkene] , waarbij verdachte en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak (aan de zijdeur van de schuur zat ter hoogte van het slot braakschade).”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de inhoud van de volgende - met weglating van voetnoten weergegeven - bewijsvoering:
“Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde schuldheling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde diefstal te kunnen komen. Verdachte moet daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte niet wist of had moeten weten dat de waterscooter gestolen was. Verdachte moet ook van het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Oordeel hof
Het hof komt tot een bewezenverklaring van de primair tenlastegelegde diefstal.
Daartoe overweegt het hof als volgt.
Tussen maandag 4 juli 2011 te 22.30 uur en dinsdag 5 juli 2011 te 7.00 uur werd te Elshout een waterscooter van het merk Sea Doo Bombardier type RXT 260 RS met kenteken [AA-00-BB] uit een schuur gestolen. Deze waterscooter behoort in eigendom toe aan aangever [betrokkene] .
Aan de zijdeur van de schuur waarin de waterscooter was gestald, zat ter hoogte van het slot braakschade van een breekvoorwerp. Aangever [betrokkene] verklaart dat de waterscooter minstens 400 kilo weegt en dat hij om die reden vermoedt dat er minstens vier personen bij de diefstal betrokken moeten zijn geweest.
Op 6 juli 2011 treffen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de vluchtstrook van de A15 een witte bedrijfsauto (kenteken [CC-00-DD] ) met daarachter een gesloten aanhangwagen aan. In deze aanhangwagen treffen de verbalisanten de van [betrokkene] gestolen waterscooter met kenteken [AA-00-BB] aan, met daarin verdachte.
Op de plaats delict in Elshout zijn bandensporen en schoensporen aangetroffen. Van deze sporen zijn foto’s gemaakt. Ook zijn er fotografische opnamen gemaakt van de vier banden van het motorvoertuig met kenteken [CC-00-DD] , welk motorvoertuig voor de aanhanger met daarin de gestolen waterscooter werd aangetroffen op de vluchtstrook, en van de onderzijde van één van de schoenen van verdachte. Het bandenprofiel van de op het voertuig met voornoemd kenteken aanwezige banden vertoont duidelijke overeenkomsten met het op de plaats delict aangetroffen bandenprofiel. Het op de plaats delict aangetroffen schoenspoor vertoont overeenkomsten met het profiel van de onderzijde van de schoenen die verdachte droeg op het moment van zijn aanhouding.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen in hun onderlinge samenhang bezien acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de diefstal - door middel van braak - van de waterscooter van [betrokkene] . Nu het volgens aangever onmogelijk is om de waterscooter - die ruim 400 kilo weegt - alleen te verplaatsen, overweegt het hof dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte tezamen met een ander of anderen de diefstal heeft gepleegd.”
7. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat uit de bewijsvoering van het hof niet kan worden afgeleid dat de verdachte - zoals het hof (impliciet) heeft geoordeeld - bij de diefstal van de waterscooter uitvoeringshandelingen heeft verricht. Het hof heeft in zijn bewijsoverwegingen overwogen dat op de plaats delict een schoenspoor dat overeenkomsten vertoont met het zoolprofiel van de schoenen van de verdachte is aangetroffen en dat de gestolen waterscooter te zwaar is om door één persoon te worden verplaatst. Uit deze omstandigheden kan volgens de steller van het middel zonder nadere motivering echter niet volgen dat de verdachte bij de tenlastegelegde diefstal heeft gehandeld als medepleger in de zin van art. 311, tweede lid aanhef en onder °2, Sr.
8. Het middel kan om een tweetal redenen niet slagen. In de eerste plaats heeft het hof zijn oordeel dat de verdachte als medepleger bij de diefstal betrokken is geweest niet alleen gegrond op informatie met betrekking tot het zoolprofiel van de schoenen van de verdachte en het gewicht van de waterscooter, maar ook - en zelfs in de eerste plaats - op de omstandigheid dat de verdachte door de politie daags na de diefstal in bezit van de waterscooter is aangetroffen in een bedrijfsauto met aanhanger waarvan het bandenprofiel “duidelijke overeenkomsten” vertoont met een op de plaats delict gevonden bandenspoor. Het hof heeft de verschillende omstandigheden die in de richting van daderschap van de verdachte wijzen nadrukkelijk in onderlinge samenhang beschouwd. Dit is niet onbegrijpelijk en evenmin onvoldoende gemotiveerd.
In de tweede plaats geldt ten aanzien van de in de toelichting op het middel gemaakte opmerking dat geen nader (technisch-forensisch) onderzoek heeft plaatsgevonden naar de door een verbalisant geconstateerde overeenkomsten tussen het zoolprofiel van de schoenen van de verdachte en het schoenspoor op de plaats delict dat op een dergelijke omstandigheid niet voor het eerst in cassatie een beroep kan worden gedaan. [1]
9. Het middel faalt en kan naar mijn mening met de aan art. 81 RO ontleende motivering worden afgedaan. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Wat betreft de opmerking van de steller van het middel dat de verdachte schoenen van het merk Nike droeg en dat deze schoenen van een veelvoorkomend type waren, wijs ik er (nogmaals) op dat het hof de overeenkomst tussen het zoolprofiel van de schoenen van de verdachte en het schoenspoor op de plaats delict alleen in samenhang met en ter ondersteuning van de andere omstandigheden die in de richting van daderschap van de verdachte wijzen bij zijn bewijsbeslissing heeft betrokken.