ECLI:NL:PHR:2016:360
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aantekening van een mondeling arrest en de strafbaarheid van de verdachte in het kader van overtredingen van de Wet personenvervoer 2000
In deze zaak gaat het om de beoordeling van een mondeling arrest van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld tot geldboetes voor het niet naleven van de Wet personenvervoer 2000. De verdachte, die op 26 september 2013 zonder geldig vervoersbewijs gebruik maakte van een trein van de Nederlandse Spoorwegen, heeft tegen deze veroordeling cassatie ingesteld. De Hoge Raad behandelt de middelen van cassatie die door de advocaat van de verdachte zijn voorgesteld. Het eerste middel betreft de klacht dat het hof een proces-verbaal van de politie onjuist heeft geïnterpreteerd. De verdachte betwist dat hij de persoon is die zonder geldig vervoersbewijs is aangetroffen en stelt dat mogelijk een ander zich voor hem heeft uitgegeven. Het hof heeft echter overwogen dat er voldoende bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk in de trein zat en zijn rijbewijs heeft getoond, ondanks enkele onjuistheden in het proces-verbaal. Het tweede middel klaagt dat het hof niet heeft beslist over de strafbaarheid van de verdachte en de redenen voor de opgelegde straffen niet heeft vermeld. De Hoge Raad oordeelt dat dit middel slaagt, omdat het hof inderdaad geen beslissing heeft genomen over de strafbaarheid en de bijzondere redenen voor de straffen niet heeft opgegeven. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor de onderdelen die betrekking hebben op de strafbaarheid en de strafoplegging.