ECLI:NL:PHR:2016:481

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
15/01205
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het niet indienen van middelen binnen de wettelijke termijn

In deze zaak betreft het een cassatieberoep van een verdachte die door het gerechtshof Den Haag op 2 maart 2015 is veroordeeld voor medeplegen van diefstal, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van inklimming. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak heeft samenhang met een andere zaak met nummer 15/01083, waar ook een conclusie over is getrokken.

Tegen de uitspraak van het hof is door de verdachte beroep in cassatie ingesteld. De aanzegging van de uitspraak is op 7 september 2015 op rechtsgeldige wijze aan de verdachte betekend, maar niet persoonlijk. De advocaat van de verdachte, Mr. S.B.J. Hiemstra, heeft tijdig kennisgenomen van de aanzegging. De termijn voor het indienen van middelen van cassatie, zoals voorgeschreven in artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering, liep af op 6 november 2015. Gedurende deze termijn is er echter geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend.

Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur heeft ingediend, kan hij volgens artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep. De zaak betreft diefstal gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door inklimming.

Conclusie

Nr. 15/01205
Zitting: 19 april 2016
Mr. T.N.B.M. Spronken
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte is bij arrest van 2 maart 2015 door het gerechtshof Den Haag wegens “Medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming” [1] , veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Verder heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van het in beslag genomen geld.
2. Er bestaat samenhang met de zaak met nummer 15/01083. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Tegen genoemde uitspraak is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld.
4. De aanzegging als bedoeld in art. 435 Sv is op 7 september 2015 op rechtsgeldige wijze doch niet in persoon aan de verdachte betekend. Mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, heeft zich in cassatie als raadsman van de verdachte gesteld en is tijdig, bij brief van 7 september 2015, van de aanzegging aan zijn cliënt in kennis gesteld. De in het tweede lid van art. 437 Sv gestelde termijn van twee maanden liep af op 6 november 2015. Er is gedurende deze termijn geen schriftuur houdende middelen van cassatie binnengekomen.
5. Nu verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437 lid 2 Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het ingestelde cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Bedoeld zal zijn: Diefstal, begaan door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.