Conclusie
[eiseres 1]
[eiser 2]
Pink and Nelson B.V.
Stichting Administratiekantoor Pink and Nelson
[verweerster 3]
1.Feiten
‘Moordzaak leidt tot bestuurscrisis bij parkeerconcern’. In de Telegraaf van dezelfde dag verscheen een artikel met de kop
‘Parkeergigant stuurloos door moordende baas’, in welk artikel onder meer wordt beschreven dat de huidige bestuurders elkaar in de haren vliegen, waardoor het bedrijf nagenoeg stuurloos is. In een artikel op www.quote.nl stond onder andere dat [eiser 2] niet met de bewindvoerder en de familie [betrokkene 1] overweg kan en dat hij het aandeel van de familie in vennootschap wil overnemen.
‘Discussie over toekomst parkeerbedrijf P1 is voorbij. Algemeen directeur [eiser 2] doet zijn belang over aan grootaandeelhouder familie [betrokkene 1] .’Daarin schreef het Financiële Dagblad naar aanleiding van een door Küh op 17 juli 2012 gegeven interview:
‘Parkeerfamilie [betrokkene 1] wipt directeur [eiser 2] ’. In het artikel staat onder meer dat [eiser 2] inmiddels ‘het veld heeft geruimd’.
‘Oorlog binnen parkeergigant gesust met overname. Familie moordjonkheer koopt belangen bedrijf.’In het artikel staat onder meer als citaat [uit het schrijven] van [betrokkene 2] :
2.Procesverloop
Het relatiebericht
‘Wij hopen hiermee de belangrijkste stap te hebben gezet om de rust rondom de onderneming te herstellen (…)’, terwijl de zin uit het persbericht
‘De directie en commissarissen zijn [eiser 2] erkentelijk voor zijn bijdrage aan de opbouw en uitbouw van de onderneming’in het relatiebericht ontbreekt.
3.Bespreking van de middelen
onderdeel IVkomen [eisers] op tegen de overweging in rov. 5.4 (eerste alinea) dat, indien het weglaten in het relatiebericht van de zin uit het persbericht dat de directie en commissarissen [eiser 2] zeer erkentelijk zijn voor zijn bijdrage aan de opbouw en uitbouw van de onderneming al als negatieve uitlating kan worden aangemerkt, dit gebrek is ‘geheeld’ doordat de erkentelijkheid wél is uitgesproken in het persbericht. Kort gezegd klagen zij dat niet valt in te zien hoe een negatieve uitlating door een latere uitlating kan worden ‘geheeld’. De Vaststellingsovereenkomst voorziet niet in die mogelijkheid.
onderdeel V, waarin [eisers] klagen dat het Hof de helende werking van het persbericht ambtshalve en derhalve in strijd met art. 24 Rv heeft bijgebracht.
onderdeel VIklagen [eisers] dat de tweede alinea van rov. 5.4 onnavolgbaar is. In het bijzonder vallen [eisers] over het feit dat gesproken wordt van ‘de hiervoor onder 5.4 besproken uitlating’ en ‘negatief in de zin van artikel 8.1 van de Vaststellingsovereenkomst’. Uit het eerstvolgende onderdeel kan worden opgemaakt dat [eisers] zeer goed begrijpen dat het hier om kennelijke verschrijvingen gaat en dat bedoeld is ‘de hiervoor onder 5.3 besproken uitlating’ respectievelijk ‘negatief in de zin van artikel 8.4 van de Vaststellingsovereenkomst’. Duidelijk is vervolgens dat het Hof van oordeel is dat het relatiebericht bij vergelijking met het persbericht weliswaar verschillen vertoont door het ontbreken van de zin over de erkentelijkheid - daarop heeft het Hof het oog waar het spreekt van een vergelijking op ‘dit punt’ - en door het opnemen van de zin over het herstel van de rust rondom de onderneming, maar desondanks niet een zodanige toonzetting heeft dat het als een negatieve uitlating in de zin van art. 8.4 van de Vaststellingsovereenkomst kan worden aangemerkt. Dat oordeel is begrijpelijk en voldoende gemotiveerd. Derhalve treft dit onderdeel evenmin doel.
onderdeel VIIIkeren [eisers] zich tegen rov. 5.7 jo 5.6, waarin het Hof oordeelt dat de Vaststellingsovereenkomst niet bepaalt dat partijen in het geheel geen mededelingen anders dan het persbericht mochten doen. Andermaal zou sprake zijn van innerlijk tegenstrijdige overwegingen.
onderdeel IXklagen [eisers] dat in het licht van de bewoordingen van art. 8.1 en 8.4 van de Vaststellingsovereenkomst niet valt in te zien hoe het Hof heeft kunnen oordelen dat de conclusie niet opgaat dat PN c.s. geen mededelingen anders dan het persbericht mochten doen. Volgens [eisers] duiden die bewoordingen er immers klaarblijkelijk op dat die conclusie wel opgaat. In
onderdeel Xstellen zij dat, als het Hof heeft geoordeeld dat partijen zijn overeengekomen dat PN c.s. wel andere mededelingen dan het persbericht mochten doen, althans dat PN c.s. dat zo hebben mogen opvatten en [eisers] dat zo hadden moeten begrijpen, dat oordeel onjuist, althans onvoldoende begrijpelijk is gemotiveerd, omdat het Hof niet uitlegt waarom dat zo zou zijn.
onderdelen XII en XIIIzijn gericht tegen de overweging (in rov. 5.7) dat [eisers] geen feiten hebben gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat zij de Vaststellingsovereenkomst redelijkerwijs in de door hen gestelde zin hebben mogen begrijpen. Deze overweging zou in het licht van de in feitelijke aanleg betrokken stellingen onvoldoende begrijpelijk zijn gemotiveerd. [12]
onderdeel XVIkomen [eisers] op tegen rov. 5.9, voor zover het Hof daarin heeft geoordeeld dat de zin over het herstel van de rust rondom de onderneming - door het Hof aangeduid als ‘de gewraakte passage’ - geen schending van de geheimhoudingsverplichting vormt. Zij stellen dat deze zin kennelijk vermelding inhoudt van het (verhoopt) nuttig effect en resultaat van de Vaststellingsovereenkomst, en daarmee (ten minste in zoverre) hoe dan ook van de inhoud daarvan. ’s Hofs overweging zou dan ook onvoldoende begrijpelijk gemotiveerd zijn.