Conclusie
middelbevat de klacht dat het hof ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, de handelingen van verdachte zoals omschreven onder sub 3 van het bewezenverklaarde heeft aangemerkt als mensenhandel.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de beschuldiging van mensenhandel tegen een verdachte die een vrouw uit Bulgarije heeft aangeworven en meegenomen naar Nederland met het doel haar tot prostitutie te dwingen. De verdachte heeft de vrouw benaderd, een paspoort en vliegticket voor haar geregeld, en zelfs een oppas voor haar kind georganiseerd. De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarin wordt gesteld dat 'uitbuiting' een impliciet bestanddeel is van de strafbepaling in artikel 273f, eerste lid, onder 3 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld, en dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd. De bewijsvoering toont aan dat de vrouw onder zware omstandigheden moest werken, met lange werkdagen en zonder enige financiële compensatie. De verdachte had de vrouw een rooskleurig beeld voorgespiegeld, maar de realiteit was dat zij vrijwel onmiddellijk na haar aankomst in Nederland werd uitgebuit. De Hoge Raad concludeert dat het middel van de verdachte faalt en dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de uitspraak van het hof. De zaak is van belang voor de interpretatie van mensenhandel en de vereisten voor het bewijs van uitbuiting.