Conclusie
[verdachte]
t. a. v, het onder 1 en 2 bewezenverklaarde
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2016 de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij gebruik werd gemaakt van valse sleutels. De verdachte heeft samen met een mededader op 31 oktober 2013 een bankpas ontvreemd van een bejaarde vrouw in Amsterdam door middel van een babbeltruc. Na de diefstal hebben zij met de ontvreemde bankpas geldbedragen gepind bij een geldautomaat. De verdachte is door het hof veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan de benadeelde partijen.
De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij mr. R.J. Baumgardt als advocaat betrokken was. In de cassatieprocedure zijn twee middelen van cassatie ingediend. Het eerste middel richtte zich tegen de veroordeling voor feit 2, waarbij het hof had overwogen dat de tenlastelegging zo moest worden uitgelegd dat de verdachte ook als functioneel dader was aangemerkt. Het tweede middel was gegrond, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde straf. De conclusie van de Procureur-Generaal was dat het hof de verwijzing naar functioneel daderschap kon weglaten zonder dat dit de bewezenverklaring ondermijnde.
De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de redelijke termijn in de cassatiefase is geschonden, wat ook aanleiding gaf tot een strafvermindering. De zaak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering bij het vaststellen van medeplegen en de toepassing van de juiste juridische maatstaven.