Voetnoten
1.Voor de leesbaarheid van de conclusie met weglating van de gebruikte voetnoten.
3.Zie ook Machielse in Noyon/Langemeijer/Remmelink, aant. 1 bij art. 362 (oud) Sr, bijgewerkt tot 1 januari 2015.
5.Vgl. HR 10 december 1991,
6.De Hullu, Materieel strafrecht, 6e druk p. 361. De onderbrenging van putatieve strafuitsluitingsgronden onder het avas-begrip komt daar bij hem nog bij.
7.G.A.M. Strijards, Facetten van dwaling in het strafrecht (diss. Tilburg), Arnhem: Gouda Quint 1983, p. 9.
8.Strijards 1983, p. 48.
9.Aldus Knigge en Wolswijk, Het materiële strafrecht, 15e druk p. 205: Niet vereist voor avas is dat ‘elk spoortje’ van verwijtbaarheid wegvalt.
10.De Hullu, a.w., p 361.
12.J. de Hullu,
13.E. Sikkema,
14.Sikkema 2005, p. 109.
15.Sikkema 2005, p. 134.
16.Ingevolge art. 44 Sr levert de kwaliteit van ambtenaar een wettelijke straf
18.De Hullu, Materieel strafrecht, 6e druk p. 220.
19.Zie de art. 357, 358, 360, 361, 367, 368, 376 en 377 Sr.
20.Het geobjectiveerde bestanddeel luidt in art. 245 Sr: “Iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt”.
21.Het geobjectiveerde bestanddeel luidt in art. 9 lid 7 WVW 1994: “Degene van wie ingevolge art. 164 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs is gevorderd, dan wel van wie zodanig bewijs is ingevorderd en aan wie dat bewijs niet is teruggegeven”.
22.Luidende:
23.HR 30 mei 1995, NJ 1995, 620, m.b.t. een reclasseringsambtenaar; zie voorts E. Sikkema, Ambtelijke corruptie in het strafrecht, p. 30 e.v.
24.Zie ook E. Sikkema in Tekst & Commentaar Strafrecht, Inleidende opmerkingen bij boek 2, Titel XXVIII, ambtsmisdrijven, elfde druk, p. 1939.
25.Smidt (1891) I, pp. 446 en 447. Smidt citeert hier de wetsgeschiedenis bij art. 50 Sr.
26.HR 21 juni 1926, NJ 1926, 955.
27.E. Sikkema in Tekst en Commentaar Strafrecht, Titel VIII van boek 3, Ambtsovertredingen, bijgewerkt t/m 1 juli 2016 (online), merkt in aant. 5 op dat bij verschoonbare dwaling omtrent de eigen hoedanigheid en/of plichten ontslag van alle rechtsvervolging mogelijk is wegens afwezigheid van alle schuld. Overigens merkt Sikkema dit niet op bij zijn inleidende commentaar op titel XXVIII van boek 3, betreffende de ambtsmisdrijven.