Conclusie
[verdachte]
Algemeen
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de veroordeling van een vader en zoon voor medeplegen van doodslag. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 20 juli 2016 de verdachte, de vader, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 december 2014 in Emmeloord, waar de verdachte en zijn medeverdachte, zijn zoon, betrokken waren bij de dood van een slachtoffer. De verdediging heeft cassatie ingesteld, waarbij de advocaat aanvoert dat de verdediging niet voldoende gelegenheid heeft gehad om de medeverdachte als getuige te ondervragen, wat in strijd zou zijn met artikel 6.3 onder d van het EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat de verdediging wel degelijk de gelegenheid heeft gehad om de medeverdachte te ondervragen en dat er geen schending van het ondervragingsrecht heeft plaatsgevonden. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het middel faalt en dat de veroordeling van de vader in stand blijft. De zaak belicht belangrijke aspecten van het strafrecht, zoals de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de rechten van de verdediging in het licht van het EVRM.