Voetnoten
1.Voluit: Kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en proeftijdbeslissingen met het oog op het toezicht op proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen.
2.Verwezen wordt naar Stcrt. 2011, 22857 en Stcrt. 2013, 22031.
3.Stcrt. 2011, 22857 en Stcrt. 2013, 22031.
4.Art. 21 lid 2 van het EU Handvest luidt: “2. Binnen de werkingssfeer van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie en onverminderd de bijzondere bepalingen van die Verdragen, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.”
5.Ik meen dat de Hoge Raad zich hierover niet eerder (inhoudelijk) heeft uitgelaten. Ik kon slechts een niet gepubliceerde zaak vinden waarin dezelfde materie aan de orde is gesteld onder nr. 14/02274. Deze zaak is op de voet van 80a RO afgedaan.
6.Stb. 2012, 333, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2017, 82.
7.Voluit: Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie.
8.Zie bijv. Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 2.
9.Zie bijv. de considerans van Kaderbesluit 2008/947/JBZ, onder 8 en Kamerstukken II 2011/12, 32885, 7, p. 9.
10.Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 16. De onderstreping in het citaat is van mijn hand.
11.Zie Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 16.
12.Zie ook Evaluatie Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (Wets), bijlage bij Kamerstukken II 2017/18, 32885, 11, p. 32.
13.Zie art. 4 lid 1 aanhef en onder j Kaderbesluit 2008/847/JBZ: ‘’Dit kaderbesluit is van toepassing op de volgende proeftijdvoorwaarden en alternatieve straffen: (…) i. de verplichting een taakstraf te verrichten.’’
14.Zie bijv. Kamerstukken II 2011/12, 32885, 7, p. 16-17.
15.Kamerstukken I 2011/12, 32885, C, p. 5 en 7.
16.Zie ook Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 22-23, waarin expliciet wordt gewezen op het feit dat het openbaar ministerie verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van voorwaardelijke en alternatieve sancties (waaronder taakstraffen) en er geen rol voor de rechter is met betrekking tot een uitspraak waarbij een taakstraf is opgelegd. Zie voorts Kamerstukken I 2011/12, 32885, C, p. 6.
17.Zie art. 3.2. lid 1 aanhef en onder j WETS: ‘’Vatbaar voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland dan wel toezending aan een andere lidstaat van de Europese Unie zijn rechterlijke uitspraken, waarbij of op grond waarvan een of meer van de volgende verplichtingen zijn opgelegd, die door de veroordeelde gedurende een proeftijd moeten worden nageleefd of binnen een bepaalde termijn moeten zijn uitgevoerd: (…) j. de verplichting een taakstraf te verrichten.’’
18.In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd ook nog de voorwaarde ‘’er zijn geen andere omstandigheden die zich tegen de tenuitvoerlegging buiten Nederland verzetten’’ opgenomen (zie Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 59) maar die voorwaarde is later geschrapt (zie Kamerstukken I 2011/12, 32885, A, p. 21).
19.Zie ook art. 5 lid 1 Kaderbesluit 2008/949/JBZ.
20.Zie Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 59 (en 21).
21.Evaluatie Wets, bijlage bij Kamerstukken II 2017-18, 32885, 11, p. 13 en 61.
22.Zie ook art. 11 lid 1 onder j Kaderbesluit 2008/847/JBZ.
23.De taakstraf moet ingevolge art. 22c lid 3 Sr binnen 2 jaar geëxecuteerd worden.
24.Zie bijv. ook Kamerstukken II 2011/12, 32885, 7, p. 19.
25.Proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2017, p. 1.
27.Zie de Kennisgeving van de implementatie van het Kaderbesluit 2008/947/JBZ van Tsjechië d.d. 4 maart 2014, 7033/1/14, REV 1, te raadplegen via
28.Kamerstukken II 2010/11, 32885, 3, p. 19 en 23.