ECLI:NL:PHR:2018:169

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
6 maart 2018
Publicatiedatum
6 maart 2018
Zaaknummer
16/02235
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • W.H. Vellinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis inzake beslag en strafrechtelijke veroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter, waarin beslissingen zijn genomen over beslag en strafrechtelijke veroordelingen. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en mishandeling, en had een taakstraf opgelegd gekregen. De politierechter had op 16 juli 2015 een beslissing genomen over het beslag van goederen die in het kader van de strafzaak waren in beslag genomen. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij de vraag centraal staat of het hoger beroep zich ook uitstrekt tot de beslissing over het beslag. De Hoge Raad oordeelt dat het hof ten onrechte heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet gericht was tegen de beslissing op het beslag. De conclusie van de Advocaat-Generaal is dat de beslissing op het beslag niet buiten het hoger beroep kan worden gehouden, en dat de zaak moet worden terugverwezen naar het hof voor herbehandeling. De zaak illustreert de complexiteit van het strafprocesrecht, vooral met betrekking tot de scheiding van beslissingen in afzonderlijke vonnissen en de gevolgen daarvan voor de rechtspositie van de verdachte.

Conclusie

Nr. 16/02235
Zitting: 6 maart 2018 (bij vervroeging)
Mr. W.H. Vellinga
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 1 april 2016 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde en wegens 1 “diefstal door twee of meer verenigde personen” en 3 “mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren, subsidiair 25 dagen voorwaardelijk.
Namens de verdachte heeft mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Apeldoorn, één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over het oordeel van het hof dat verdachte niet ontvankelijk is zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van het beslag d.d. 16 juli 2015.
De procesgang in de onderhavige zaak was als volgt.
De verdachte is bij vonnis van de politierechter van 2 juli 2015 wegens 1 “diefstal door twee of meer verenigde personen”, 2 “belaging” en 3 “mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel” veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter van 2 juli 2015 houdt onder meer in:
“Het standpunt van de raadsman met betrekking tot het beslag is bij vonnis van 16 juli 2015 apart geminuteerd.
De politierechter deelt, nadat deze zich heeft beraden, het volgende mee:
Op het beslag kan ik niet direct beslissen. Uit praktisch oogpunt stel ik voor om direct mondeling uitspraak te doen in de hoofdzaak en op het beslag over twee weken schriftelijk te beslissen.
De officier van justitie en raadsman gaan hiermee akkoord.”
7. Vervolgens heeft de politierechter bij vonnis van 16 juli 2015 beslist over het beslag. Dit vonnis houdt onder meer in:
“Parketnummer: 16.700314-13
Vonnis van de politierechter van 16 juli 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 2 juli 2015, waarbij de verdachte niet is verschenen. Ter terechtzitting is verschenen mr. D.L.A.M. Pluijmakers advocaat te Almere, die heeft verklaard door de verdachte uitdrukkelijk te zijn gemachtigd om deze ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
Ter terechtzitting is gebleken dat op veel van de in beslag genomen goederen nog een beslissing moet worden genomen.
Met goedvinden van de officier van justitie en de raadsman is besloten om de beslissing omtrent het beslag op 16 juli 2015 uit te spreken en op schrift te zetten.
De uitspraak over de feiten en de straf heeft reeds ter terechtzitting mondeling plaatsgenomen en is opgenomen in een aantekening mondeling vonnis.

2.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat alle in beslag genomen goederen, waar nog niet reeds een beslissing op is genomen, kunnen worden geretourneerd aan [betrokkene 1] , met uitzondering van de op pallet 5 sub 1 genoemde scootmobiel, zwart/rood. Dat goed kan worden geretourneerd aan [betrokkene 2] . Deze uitzondering geldt ook voor de op pallet 6 sub 2 (1 tent in groen foudraal) en sub 3 (1 tent in blauw foedraal). Deze goederen kunnen worden geretourneerd aan de verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting een stuk van ‘Mijn wehkamp.nl’ overgelegd als bewijs van aankoop van een complete boxspring Helsinki en een Siemens SE25E865EU vaatwasser. Voorts heeft de raadsman aangegeven dat de 3 boekenkasten (pallet 1 sub 1), het kastje (pallet 1 sub 3) en de 2 zijkanten van het bed, bruin (pallet 1 sub 4) van de broer van verdachte zijn.
De raadsman heeft aangegeven dat de boxspring (pallet 1 sub 2), vaatwasmachine, Siemens (pallet 2 sub 1), wasdroger (pallet 2, sub 2), wasmachine (pallet 2 sub 3), eenpersoonsmatras (pallet 3 sub 3), bedbodem (pallet 3, sub 4), bedframe, zwart (pallet 3 sub 6), doos, inhoud Akai stereoset (pallet 4 sub 2), doos, inhoud DVD’s en boeken (pallet 4 sub 3), 2 opdekmatrassen (pallet 5 sub 2), tent in groen foedraal (pallet 6 sub 2), tent in blauw foedraal (pallet 6 sub 3) en de matrasbeschermer wit (pallet 6 sub 4) van verdachte zijn en aan hem geretourneerd moeten worden.
Ten aanzien van de overige goederen heeft de raadsman zich gerefereerd.
Het oordeel van de politierechter
Vooraf overweegt de politierechter als volgt. De politierechter dient zich op de voet van artikel 353 van het Wetboek van Strafvordering uit te laten over de zaken die in beslag genomen zijn. Bij beslissing van 15 juli 2014 (rekestnummers 13/1562 en 14/38) van deze rechtbank is over een aantal zaken reeds beslist. Daarover zal de politierechter (uiteraard) geen beslissing nemen. Er resteert echter nog een groot aantal zaken waarover dat nog wel dient te gebeuren. De politierechter ziet zich in het nemen van een beslissing beperkt door een gebrek aan informatie. Ook wijst de politierechter erop dat uit de laatste volzin van artikel 353, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering voortvloeit dat iedere door de politierechter te nemen beslissing de rechten ten aanzien van het voorwerp onverlet laat. De civiele rechter kan derhalve een andere beslissing nemen dan de door de politierechter te nemen beslissing. Ten slotte is een complicerende factor dat het hier niet alleen verdachte is die aanspraak maakt op de zaken, maar ook drie andere personen, te weten [betrokkene 1] (bijgestaan door mr. Bosmans), [betrokkene 2] (bijgestaan door mr. Bakker) en [betrokkene 3] .
Ter zitting heeft verdachte aanvullend één bon overgelegd, betrekking hebbende op de hiervoor genoemde boxspring en vaatwasser. Dit maakt niet dat vast komt te staan dat de betreffende zaken eigendom zijn van verdachte. Het is immers niet ondenkbaar dat verdachte zaken aanschaft en deze vervolgens bestemt voor de gezamenlijke huishouding van partijen.
Het hiervoor overwogene brengt met zich mee dat de politierechter zich over vele zaken niet anders kan uitlaten dan op de wijze genoemd in artikel 353 lid 2 onder c van het Wetboek van Strafvordering: het gelasten dat de zaken bewaard worden ten behoeve van de rechthebbende.
Ten slotte geeft de politierechter de diverse betrokkenen (inclusief het Openbaar Ministerie) nog het volgende mee. Het is reeds geruime tijd geleden dat de zaken in beslag zijn genomen. In aansluiting op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in haar beslissing van 12 mei 2015 (rekestnummers 15/709 en 15/1213) dient thans omgaand uitvoering te worden gegeven aan de reeds genoemde beslissing van 15 juli 2014. De politierechter heeft ter terechtzitting van de officier van justitie vernomen dat dit nog steeds niet is gebeurd. De politierechter sluit zich aan bij en verwijst naar hetgeen de rechtbank alstoen heeft geoordeeld. Dit geldt ook voor onderhavig vonnis: er dient voortvarendheid te worden betracht met de uitvoering. Voor de zaken waarop de politierechter nog niet heeft kunnen beslissen gaat de politierechter ervan uit dat partijen (c.q. hun raadslieden die ook een afschrift van deze beslissing ontvangen) in overleg treden en het openbaar ministerie zo spoedig mogelijk meedelen wat er met de zaken dient te gebeuren waarover de politierechter geen beslissing heeft kunnen nemen. De politierechter veroorlooft zich daarbij op te merken dat het belangrijker is om te komen tot een afwikkeling van alle reeds lang geleden in beslag genomen zaken dan dat een ieder zich met hand en tand verzet tegen toedeling van elke individuele zaak aan de ander.
De politierechter zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende voorwerpen genoemd onder A, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
De politierechter zal de teruggave aan de hierna te noemen personen gelasten van de aan hen toebehorende voorwerpen genoemd onder B, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet en omdat deze personen redelijkerwijs als rechthebbende kunnen worden aangemerkt.
De politierechter zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen genoemd onder C, nu voorshands niet duidelijk is wie als zodanig kan/kunnen worden aangemerkt.

3.BESLISSING

De politierechter:
A.
- gelast de teruggave aan de verdachte van de op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten:
(...);
B.
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [betrokkene 2] van op de “Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten:
(...);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [betrokkene 3] van op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten:
(...);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende [betrokkene 1] van op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten:
(...);
C.
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van op de "Lijst van inbeslaggenomen voorwerpen” vermelde voorwerpen, te weten:
(...).”
8. Een zich bij de in art. 434 lid 1 Sv bedoelde stukken bevindende akte rechtsmiddel houdt in:
“Parketnr 16/700314-13
Appelnr 15/919
Op 16 juli 2015 kwam ter griffie van deze rechtbank, [betrokkene 4] , werkzaam bij de rechtbank Midden-Nederland die - daartoe gemachtigd blijkens de aan deze akte gehechte volmacht - verklaarde namens
Naam [verdachte]
voornamen [voornamen verdachte]
geboren [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
adres [a-straat 1]
Beroep in te stellen tegen feit 1, 2 en 3 van het eindvonnis d.d. 02 juli 2015
in de zaak met bovenvermeld(e) parketnummer(s) gewezen door de Politierechter in deze rechtbank.”
9. De aan deze akte gehechte volmacht houdt onder meer in:
“Betreft : Instellen hoger beroep tegen vonnis d.d. 2 juli 2015
Inzake : [verdachte] /OM
Mijn ref : 20130495.09
Uw ref. : 16/700314-13
Email : info@alpha-advocaten.nl
Geachte heer/mevrouw,
Ondergetekende verklaart door cliënt, [verdachte] , wonende te [woonplaats] aan de [a-straat 1] , bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd, met het recht van substitutie, teneinde ex art. 450 lid 1 en lid 3 Sv, hoger beroep in te stellen tegen het vonnis d.d. 2 juli 2015 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, met parketnummer 16/700314-13, alleen tegen feit 1, 2 en 3.
(...)
D.L.A.M. Pluijmakers”
10. Over de omvang van het ingestelde hoger beroep heeft het hof in het bestreden arrest vervolgens overwogen:
“Het vonnis waarvan beroep
Beslag
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman te kennen gegeven dat het hoger beroep zich ook richt tegen de beslissing ten aanzien van het beslag d.d. 16 juli 2015.
Het hof oordeelt dat op grond van de akte rechtsmiddel d.d. 16 juli 2015 het hoger beroep niet is gericht tegen de beslissing op beslag d.d. 16 juli 2015 nu het beroep beperkt en uitsluitend is ingesteld tegen feiten 1, 2 en 3 van het vonnis d.d. 2 juli 2015. Gelet op voorgaande acht het hof verdachte niet ontvankelijk is zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de beslissing ten aanzien van het beslag d.d. 16 juli 2015.
Het hof zal het vonnis voor zover aan het beroep onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.”
11. Volgens de toelichting op het middel heeft het hof aldus miskend dat ingevolge art. 407 Sv het hoger beroep alleen kan worden ingesteld tegen een vonnis in zijn geheel en kan een beslissing op het beslag niet buiten het appel worden gehouden.
12. De machtiging tot het instellen van het rechtsmiddel spreekt alleen van het vonnis van 2 juli 2015. De akte rechtsmiddel is dienovereenkomstig opgemaakt. Van enig appel tegen het vonnis van 16 juli 2015 rept noch de machtiging noch de akte rechtsmiddel. Een en ander wijst er niet op dat de verdachte ook wilde opkomen tegen de beslissingen op het beslag.
13. Het probleem is dat de politierechter in de onderhavige zaak zijn beslissingen in de aan hem ter beoordeling voorgelegde zaak heeft vervat in twee afzonderlijke vonnissen. Deze mogelijkheid kent de wet niet. [1] Om de verdachte van deze buitenwettelijke wijze van werken niet het slachtoffer te laten worden in die zin dat het appel in de hoofdzaak niet de beslissingen op het beslag omvat, zouden de beslissingen op het beslag gerekend kunnen worden te behoren tot het vonnis van 2 juli 2015.
14. Tegen het volgen van deze weg pleit dat verdachtes raadsman uitdrukkelijk met de door de politierechter gevolgde werkwijze heeft ingestemd, ervan op de hoogte was dat de politierechter op 16 juli 2015 vonnis zou wijzen over het beslag en verdachtes raadsman niettemin de machtiging tot het instellen van hoger beroep heeft beperkt tot het vonnis van 2 juli 2015, en dat nog wel op de dag waarop het vonnis over het beslag, naar hij wist, werd gewezen en mogelijk [2] al was gewezen.
15. Daar staat echter het volgende tegenover. Zoals in de toelichting op het middel wordt gesteld, was één van de gronden [3] van het hoger beroep de beslissing op het beslag. Die stelling vindt steun in de omstandigheid dat de politierechter - zoals op de dag waarop de machtiging tot het instellen van hoger beroep is gegeven door het uitspreken van het vonnis over het beslag duidelijk werd - ten nadele van de verdachte is afgeweken van het standpunt dat zijn raadsman over het beslag in eerste aanleg naar voren heeft gebracht. Voorts kon de beslissing over het beslag legaliter niet worden afgesplitst van de op 2 juli 2015 reeds gegeven beslissing op de hoofdzaak zoals de politierechter heeft gedaan, kennelijk om ter besparing van werk te voorkomen dat - de juiste weg - schriftelijk vonnis zou moeten worden gewezen.
16. Nu de beslissing op het beslag - anders dan de politierechter heeft gedaan - niet had kunnen worden afgesplitst van die in de hoofdzaak en de beslissing op het beslag, zou deze niet in strijd met de wet zijn afgesplitst van die in de hoofdzaak, gezien het bepaalde in art. 407 Sv niet buiten het hoger beroep had kunnen worden gehouden, ook niet wanneer de beslissing op het beslag bij het instellen van het hoger beroep - anders dan de verdachte kennelijk beoogde - uitdrukkelijk buiten het appel was gehouden [4] , ben ik van oordeel dat de beslissing op het beslag gerekend moet worden tot de op 2 juli 2015 gegeven beslissing op de hoofdzaak. Dit betekent dat het oordeel van het hof dat het hoger beroep zich niet uitstrekt tot de beslissingen op het beslag, getuigt van een onjuiste rechtsopvatting c.q. onbegrijpelijk is en wel omdat het hof niet motiveert waarom het ondanks het bepaalde in art. 407 Sv de beslissingen op het beslag buiten het hoger beroep in de hoofdzaak houdt.
17. Daarbij teken ik aan dat ik de raadsman van de verdachte niet aanreken dat hij onduidelijkheid over de omvang van het appel had kunnen voorkomen door de machtiging tot het instellen van appel ook met zoveel woorden te doen uitstrekken tot het vonnis van 16 juli 2015. Deze onduidelijkheid is immers geschapen door de door de politierechter gekozen buitenwettelijke wijze van afsplitsing van de beslissingen op het beslag van die in de hoofdzaak.
18. Het middel slaagt.
19. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
20. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover inhoudende dat het hoger beroep zich niet uitstrekt tot de beslissingen op het beslag en in zoverre tot terugwijzing van de zaak naar het Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, bewerkt door M.J. Borgers, Kluwer 2014, achtste druk, p.729-731.
2.De machtiging tot het instellen van hoger beroep is blijkens de daarop gestelde afdruk bij de griffie van de rechtbank per fax binnengekomen op 16 juli 2015, 11:31. Of het vonnis van 16 juli 2015 toen al was uitgesproken blijkt niet uit de in art. 434 lid 1 Sv bedoelde stukken.
3.Een andere grond zal zijn de veroordeling voor feit 2. Voor dat feit had verdachtes raadsman vrijspraak bepleit.
4.Vgl. HR 7 november 2017, ECLI:NL:HR:2017:2819, NJ 2018/61 m.nt. P.A.M. Mevis.