ECLI:NL:PHR:2018:294
Parket bij de Hoge Raad
- G. Knigge
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in verband met schuldwitwassen
In deze zaak, die samenhangt met meerdere andere zaken, heeft de verdachte, die eerder door het gerechtshof Amsterdam was veroordeeld voor schuldwitwassen, cassatie ingesteld. De advocaat-generaal (AG) heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De bewezenverklaring van schuldwitwassen was gebaseerd op het feit dat de verdachte geldbedragen en goederen had ontvangen waarvan zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De AG heeft in zijn conclusie de feiten en omstandigheden uiteengezet die tot deze veroordeling hebben geleid, waaronder de relatie van de verdachte met een medeverdachte die eerder was veroordeeld voor een gewelddadige misdaad. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen en gelden, maar het hof heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien de omstandigheden, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De conclusie van de AG strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep, wat betekent dat de Hoge Raad het beroep niet in behandeling zal nemen.