ECLI:NL:PHR:2018:34

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
17/00483
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
  • Mr. G. Knigge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag en beklag in strafrechtelijke context met betrekking tot teruggave van in beslag genomen auto

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, die op 13 december 2016 het klaagschrift van de klager gegrond verklaarde en de teruggave van een personenauto beval. De auto was op 15 september 2016 in beslag genomen en het klaagschrift was op 19 oktober 2016 ingediend. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering niet meer vorderde, ondanks het feit dat de auto gestolen onderdelen bevatte. De officier van justitie stelde dat de auto verbeurd verklaard moest worden vanwege de aanwezigheid van verschillende VIN-nummers en gestolen onderdelen. De rechtbank oordeelde echter dat de identiteit van het voertuig vastgesteld kon worden en dat de gestolen onderdelen door natrekking aan de auto verbonden waren, waardoor er geen reden was voor verbeurdverklaring.

De conclusie van de advocaat-generaal was dat het oordeel van de rechtbank niet begrijpelijk was, omdat niet was aangetoond dat het bezit van de auto in strijd was met de wet of het algemeen belang. De advocaat-generaal merkte op dat de rechtbank niet had gemotiveerd waarom het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou oordelen dat de auto verbeurd verklaard zou moeten worden. De advocaat-generaal concludeerde dat het middel slaagde en verwees naar een eerdere conclusie in een andere zaak voor verdere uiteenzetting.

Conclusie

Nr. 17/00483 B
Zitting: 23 januari 2018
Mr. G. Knigge
Conclusie inzake:
[klager]
Bij beschikking van 13 december 2016 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, het door de klager ingediende klaagschrift gegrond verklaard en de teruggave gelast van de desbetreffende personenauto.
Het cassatieberoep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Mr. M. van der Horst, plaatsvervangend officier van justitie bij het arrondissementsparket Limburg, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
3.1. Het middel klaagt dat de rechtbank haar beslissing op ontoereikende gronden heeft doen steunen.
3.2. De onderhavige auto is op 15 september 2016 onder de klager in beslag genomen. Het klaagschrift is op 19 oktober 2016 ingediend. De bestreden beschikking houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:

3. Het standpunt van de klager
De auto is niet omgekat. De auto is eerder onderzocht door justitie bij gelegenheid van eerdere inbeslagname d.d. 30 maart 2016. Daarna is de auto vrijgegeven. De klager heeft de auto met zelf bestelde materialen laten herstellen. In de raadkamer heeft de raadsman in aanvulling daarop naar voren gebracht dat de TCI melding niet overeenkomt met de bevindingen van het technisch onderzoek. De raadsman handhaaft zijn standpunt dat de auto niet is omgekat. Er is geen enkel strafvorderlijk belang dat het voortduren van het beslag rechtvaardigt c.q. dat het mogelijk zou maken dat de officier van justitie de auto laat vernietigen.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat nu er in de auto, blijkens het technisch onderzoek, verschillende vin nummers te zien zijn en forse onderdelen afkomstig zijn van gestolen Audi’s de inbeslaggenomen auto verbeurd zal worden verklaard dan wel zal worden onttrokken aan het verkeer.
(…)
5.3 De inhoudelijke beoordeling
De rechtbank is aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan de klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Hiervan is de rechtbank niet gebleken.
In dit geval is er sprake van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering gelegd beslag en dient de rechtbank
a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de klager (zijnde de beslagene), tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dit laatste geval moet het klaagschrift van de klager ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door voornoemd artikel 94 beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave, indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Gelet op de hierboven vastgestelde feiten, is de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering het voortduren van het beslag niet (meer) vordert. Ook al blijkt uit het technisch onderzoek dat de auto gestolen onderdelen bevat er kan niet gesteld worden dat de auto is omgekat. Uit een door de officier van justitie overgelegd proces-verbaal blijkt dat het vin-nummer is aangebracht op de hiervoor door de fabrikant bepaalde plaats. In dit verband wordt de conclusie getrokken dat de identiteit van het voertuig met zekerheid kan worden vastgesteld. Wel bevinden zich gestolen onderdelen aan het voertuig. Deze onderdelen kunnen echter niet uit de auto gepakt worden maar zijn hiermee verbonden. Zij zijn door natrekking bestanddelen van de auto geworden. Aangezien de identiteit van het voertuig is vastgesteld is er geen reden om tot verbeurdverklaring dan wel onttrekking over te gaan. Dit geldt niet alleen voor de hoofdzaak, de carrosserie, maar ook voor de gestolen onderdelen.
De rechtbank zal het beklag dan ook gegrond verklaren en een daarmee overeenkomende last geven.”
3.3. Ik stel voorop dat het beklag in een zaak als de onderhavige alleen gegrond kan worden verklaard als het hoogst onwaarschijnlijk is dat de later oordelende strafrechter de auto zal verbeurd verklaren dan wel onttrekken aan het verkeer. Het kennelijke oordeel van de rechtbank dat dit geval zich hier voordoet, acht ik zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. De rechtbank heeft de juistheid van hetgeen door de officier van justitie in raadkamer is aangevoerd (namelijk dat verschillende VIN-nummers te zien zijn en dat forse onderdelen afkomstig zijn van gestolen auto’s) in het midden gelaten. Gelet daarop is het – ook als juist zou zijn dat het oorspronkelijke, bij het afgegeven kentekenbewijs behorende VIN-nummer op de juiste plaats zit – naar mijn mening niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later zal oordelen dat het ongecontroleerde bezit van de auto afbreuk doet aan een effectieve bestrijding van de met gestolen auto’s bedreven handel, zodat dit bezit is in strijd met de wet of het algemeen belang.
3.4. Wat de mogelijkheid van verbeurdverklaring betreft, merk ik op dat de officier van justitie in raadkamer niet heeft aangevoerd dat de klager verdacht wordt van enig, met de gestolen auto in verband staand strafbaar feit, laat staan dat de officier van justitie voornemens is de klager deswege te vervolgen. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat een vervolging wegens bijvoorbeeld heling van de gestolen auto-onderdelen hoogst onwaarschijnlijk kan worden geacht. Het feit dat die auto-onderdelen door natrekking eigendom van de klager zijn geworden, staat daarbij, anders dan de rechtbank lijkt te menen, aan een verbeurdverklaring van de auto niet in de weg. Voor die verbeurdverklaring is in de regel juist vereist dat de auto aan de klager toebehoort. Iets anders is dat de vraag is of het feit dat enkele onderdelen van diefstal afkomstig zijn, maakt dat, zoals de wet vereist, de auto “geheel of grotendeels” door middel van het strafbare feit is verkregen of dat het strafbare feit met betrekking tot de auto is begaan. [1] Zo de rechtbank mocht hebben bedoeld dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter die vraag bevestigend zal beantwoorden, is dat oordeel zonder nadere motivering niet begrijpelijk.
3.5. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzen of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Voor een nadere uiteenzetting verwijs ik naar de conclusie die ik op 9 januari 2018 nam in de zaak met nr. 17/00641B (ECLI:NL:PHR:2018:13).