Conclusie
tweede middelbehelst de klacht dat het hof ten onrechte in de aanvulling op het verkorte arrest de grondslag voor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gewijzigd.
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2018 uitspraak gedaan over de ontnemingsmaatregel die door het gerechtshof 's-Hertogenbosch was opgelegd aan de betrokkene. Het hof had bij arrest van 23 oktober 2015 vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 162.990,70, dat hij moest terugbetalen aan de staat. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij vijf middelen van cassatie zijn voorgesteld door zijn advocaten. Het tweede middel betrof de wijziging van de grondslag voor de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in de aanvulling op het verkorte arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte de grondslag voor de ontneming had gewijzigd van witwassen naar hennephandel in de aanvulling op het verkorte arrest. Dit was in strijd met de wettelijke eisen voor een verkort arrest, waarin alle beslissingen omtrent de opgelegde ontnemingsmaatregel opgenomen dienen te worden. De Hoge Raad benadrukte dat deze regel zo wezenlijk is dat veronachtzaming ervan leidt tot de nietigheid van het bestreden arrest. De conclusie van de procureur-generaal strekte tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De overige middelen van cassatie behoefden geen bespreking, maar de Hoge Raad was bereid om aanvullend te concluderen indien dat nodig zou zijn.