Conclusie
“opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”en 2 primair
“diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”en in de zaak met parketnummer 16-659901-14 eveneens wegens 1 primair
“opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod”en 2 primair
“diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis.
middelklaagt over het (in beide zaken) onder 1 bewezenverklaarde plegen van het opzettelijk telen van hennep. Volgens de steller van het middel kan de verdachte hooguit als medeplichtige worden aangemerkt. In het bijzonder klaagt het middel over de begrijpelijkheid van ‘s hofs oordeel dat
“de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet, althans onvoldoende, de gewijzigde verklaring van verdachte dat er andere personen bij de hennepkwekerijen betrokken waren, ondersteunen”.