Artikel 3 van Verordening 998/2003luidt aldus:
"Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) gezelschapsdieren: dieren van de op de lijst in bijlage I genoemde soorten die hun eigenaar of een natuurlijke persoon die er namens de eigenaar tijdens het verkeer voor verantwoordelijk is, begeleiden en die niet voor verkoop of eigendomsoverdracht bestemd zijn;
b) paspoort: document waarmee het gezelschapsdier duidelijk kan worden geïdentificeerd en dat de overeenkomstig artikel 17, tweede alinea, op te stellen gegevens bevat waarmee in het kader van deze verordening de toestand van het dier kan worden gecontroleerd;
c) verkeer: verplaatsing van een gezelschapsdier tussen de lidstaten, het binnenkomen of opnieuw binnenkomen ervan uit een derde land op het grondgebied van de Gemeenschap."
Op de Lijst van diersoorten, opgenomen als Bijlage I bij deze Verordening zijn vogels genoemd. Deze Verordening geldt onverminderd Verordening 338/97, de Basisverordening.Op Verordening 998/2003 is weer Beschikking 2007/25/EG gebaseerd.Het hof heeft al gememoreerd dat de considerans voor de Beschikking wijst op de uitbraken van vogelgriep en de ernstige gevolgen die deze hebben. De Commissie heeft advies ingewonnen bij deskundigen. Dat advies wijst op de risico's van de verspreiding van virusziekten zoals de vogelgriep en de ziekte van Newcastle via de invoer van andere vogels dan pluimvee. Artikel 1 van de Beschikking betreft het verkeer uit derde landen en luidt aldus:
“1. De lidstaten staan het verkeer uit derde landen van levende gezelschapsvogels uitsluitend toe indien de zending uit niet meer dan vijf vogels bestaat en:
a) de vogels komen uit een lidstaat van de OIEdie ressorteert onder een in deel A van bijlage I vermelde regionale commissie, of
b) de vogels komen uit een lidstaat van de OIE die ressorteert onder een in deel B van bijlage I vermelde regionale commissie, mits de vogels:
i) gedurende dertig dagen vóór de uitvoer zijn geïsoleerd op de plaats van vertrek in een derde land dat is opgenomen in deel 1 van bijlage I of deel 1 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 206/2010 van de Commissie (1), of
ii) gedurende 30 dagen na de invoer in de lidstaat van bestemming in quarantaine worden geplaatst in een inrichting die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 318/2007 van de Commissie (2) is erkend, of
iii) in de laatste zes maanden en uiterlijk zestig dagen vóór ver zending uit het derde land zijn ingeënt en ten minste eenmaal zijn heringeënt, overeenkomstig de instructies van de fabrikant, tegen aviaire influenza met een H5-vaccin dat voor de des betreffende diersoort is goedgekeurd, of
iv) ten minste tien dagen vóór de uitvoer zijn geïsoleerd en een test hebben ondergaan om het aviaire-influenza-H5N1-antigeen of -genoom aan te tonen zoals beschreven in het hoofdstuk over aviaire influenza van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals, als regelmatig bijgewerkt door de OIE, aan de hand van een monster dat op zijn vroegst op de derde dag van de isolatie is genomen.
2. Een officiële dierenarts in het derde land van verzending verklaart onder gebruikmaking van het modelcertificaat van bijlage II dat aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, wat de voorwaarden van lid 1, onder b), ii), betreft aan de hand van een verklaring van de eigenaar.
3. Het veterinaire certificaat wordt aangevuld met een verklaring van de eigenaar of de vertegenwoordiger van de eigenaar overeenkomstig bijlage III.”
Volgens artikel 2 moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat gezelschapsdieren die uit een derde land de Gemeenschap worden binnengebracht op de plaatsen van binnenkomst van de reizigers in de gemeenschap een documentencontrole en overeenstemmingscontrole door de bevoegde autoriteiten ondergaan.