ECLI:NL:PHR:2018:614

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
16/05494
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van verdachte tegen veroordeling op basis van de Opiumwet

In deze zaak betreft het een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een veroordeling door het gerechtshof Den Haag. Het gerechtshof heeft op 18 augustus 2016 het vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 oktober 2015 bevestigd. De verdachte was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, specifiek voor het overtreden van de verboden zoals vermeld in artikel 3 onder B en C van deze wet. De straf bestond uit een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijk deel van 60 uren en een proeftijd van twee jaren. Een bijzondere voorwaarde was dat de verdachte moest meewerken aan diagnostiek en mogelijke behandeling bij de Forensische Polikliniek Palier.

De zaak heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 16/05683, waarover ook een conclusie wordt getrokken. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in zijn cassatieberoep, zoals bepaald in artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie van de procureur-generaal is dan ook dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep.

Conclusie

Nr. 16/05494
Mr. D.J.C. Aben
Zitting: 17 april 2018
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 18 augustus 2016 het jegens de verdachte gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 9 oktober 2015 bevestigd. Bij dat vonnis is de verdachte wegens 1 "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod" en 2 "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel onder C van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, waarvan 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde - kort gezegd - dat de verdachte zal meewerken aan diagnostiek bij de Forensische Polikliniek Palier en een daaruit mogelijk voortvloeiende behandeling.
2. Er bestaat samenhang met de zaak 16/05683. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
4. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden