ECLI:NL:PHR:2018:977

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
16/01310
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken middelen

In deze zaak betreft het een cassatieberoep van een verdachte die door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 maart 2016 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden wegens diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte had zich de toegang tot de plaats van het misdrijf verschaft door middel van braak en inklimming, en er was sprake van een eerdere veroordeling die nog geen vijf jaar geleden in kracht van gewijsde was gegaan. De zaak heeft samenhang met de zaken 17/01479 en 16/02519, waarin ook conclusies zijn getrokken.

De verdachte heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De aanzegging zoals bedoeld in artikel 435, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is geldig betekend, maar de verdachte heeft niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie ingediend. Hierdoor is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, Sv, wat betekent dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.

De conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het cassatieberoep, omdat de noodzakelijke middelen niet zijn ingediend. Dit besluit is genomen op 12 juni 2018, en de uitspraak is gedaan in het kader van de procedure met nummer 16/01310.

Conclusie

Nr. 16/01310
Zitting: 12 juni 2018
Mr. E.J. Hofstee
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. De verdachte is bij arrest van 4 maart 2016 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens “diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, terwijl nog geen vijf jaren zijn verstreken sedert een veroordeling van verdachte wegens een soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 17/01479 en 16/02519. Ook in die zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld.
4. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG