ECLI:NL:PHR:2019:1400
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in cassatie wegens het niet indienen van middelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 november 2019 geconcludeerd over het cassatieberoep van de verdachte, die niet in zijn beroep kon worden ontvangen. De verdachte was veroordeeld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2018 voor verschillende misdrijven, waaronder deelname aan een criminele organisatie en diefstal door middel van braak. De aanzegging van het cassatieberoep was op 29 maart 2019 rechtsgeldig betekend aan de verdachte, die op dat moment op zijn BRP-adres stond ingeschreven. De verdachte heeft echter geen schriftuur ingediend met middelen van cassatie binnen de wettelijk gestelde termijn. Hierdoor is het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet nageleefd. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep. De zaak is samenhangend met andere strafzaken tegen medeverdachten, waarover ook conclusies zijn getrokken.