“
Bewijsoverweging
Algemeen
Naar aanleiding van frauduleuze overboekingen via een beleggingsrekening bij de ABN Amro-bank werd een onderzoek gestart in mei 2010. Uit dit onderzoek bleek dat een deel van het weggenomen geld was overgemaakt naar de rekening van [B] KFT (hierna: [B] ). Na verloop van tijd werd [verdachte] als verdachte aangemerkt, nadat was gebleken dat op 16 april 2010 tweemaal € 176.000,- van [B] was overgemaakt naar twee verschillende rekeningen van [verdachte] .
[verdachte] verklaarde hierover dat deze geldbedragen, van in totaal € 352.000,- zijn overgemaakt in verband met de verkoop van zijn tapasrestaurant [E] aan [B] . Bij de aankoop zou de medeverdachte [betrokkene 7] zijn opgetreden als gemachtigde van [B] .
Volgens [verdachte] werd de verkoopovereenkomst enkele dagen na het storten van de geldbedragen per brief herroepen, waarna [verdachte] de koopsom minus het in het contract opgenomen boetebeding (te weten 20% van de koopsom) contant zou hebben terugbetaald aan [betrokkene 7] .
Bij een doorzoeking bij [verdachte] werd een verkoopovereenkomst van het restaurant [E] aangetroffen, die was ondertekend door [verdachte] en [betrokkene 7] . Tevens werd een kwitantie van € 281.600,- (€ 352.000,- minus 20%) met opschrift ‘ [verdachte] inzake [E] Restaurant teruggave inzake [B] KFT’ aangetroffen. Daarnaast werden drie brieven met respectievelijk de data 18, 23 en 28 april 2010 van [betrokkene 7] aan [verdachte] gevonden, die betrekking hadden op de herroeping van de genoemde koopovereenkomst en het terugbetalen van € 281.600,-.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen waarbij en waartoe deze verkoopovereenkomst (en alle andere documenten die hierop betrekking hebben) pas achteraf zijn opgesteld om het criminele geld een legale herkomst te geven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De door [verdachte] ondertekende verkoopovereenkomst was gedateerd ‘26 maart 2010-05-10’. Zoals door de politie is gerelateerd, volgt hieruit dat de overeenkomst niet op 26 maart 2010 is afgedrukt, maar op 10 mei 2010, dit gelet op de werking van het tekstverwerkingsprogramma Word dat een jaartal - indien daarna op enter wordt gedrukt - aanvult met dag en maand waarmee de datum van verwerken wordt weergegeven. Uit onderzoek van de politie aan de computer van [betrokkene 7] , zoals opgenomen in de bewijsmiddelen, blijkt naar het oordeel van het hof tevens dat de verkoopovereenkomst en voornoemde brieven niet zijn aangemaakt op de daarop vermelde data. Deze documenten zijn pas aangemaakt op 9 en 10 mei 2010. Derhalve staat vast dat de verkoopovereenkomst en alle voornoemde brieven zijn geantedateerd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de tenlastegelegde documenten, te weten de brieven en het koopcontract, niet door [verdachte] zijn opgesteld, maar door [betrokkene 7] . Voorts stelt de raadsman dat [verdachte] niet verweten kan worden dat hij gebruik heeft gemaakt van de valse/vervalste documenten, aangezien hij niet op de hoogte was van het valse karakter. Tot slot stelt de raadsman dat is onderzocht of de instellingen van de computer ten tijde van het onderzoek juist waren ingesteld, maar dat niet is onderzocht of de instellingen ten tijde van het tenlastegelegde feit goed stonden ingesteld.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
Ten aanzien van het opstellen van de documenten - waarvan het hof hiervoor heeft vastgesteld dat ze geantedateerd en daarmee valselijk opgemaakt zijn - overweegt het hof dat het koopcontract weliswaar is opgesteld door [betrokkene 7] , echter [verdachte] heeft het koopcontract voorzien van zijn handtekening ter bevestiging van de juistheid van de daarin gedane opgave zulks met het oogmerk het koopcontract als echt en onvervalst te gebruiken. Dit ondertekenen vond plaats op een moment dat - gelet op de computergegevens in elk geval na 10 mei 2010 - [verdachte] de aan hem uitbetaalde geldbedragen reeds grotendeels contant had terugbetaald. [verdachte] heeft derhalve meegewerkt aan het valselijk opmaken van de overeenkomst en het achteraf construeren van een papieren werkelijkheid. Daarmee staat vast dat [verdachte] wetenschap had van - en dus opzet had op - het valselijk opmaken van de in de tenlastelegging onder 2 genoemde document.
Ten aanzien van de blote stelling van de raadsman dat de data- en tijdsinstellingen van de computer van [betrokkene 7] mogelijk niet goed stonden ten tijde van het plegen van het feit, overweegt het hof dat dit verweer wordt verworpen onder verwijzing naar het proces-verbaal met nummer AH0037, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen (bewijsmiddel nr. 5), waaruit blijkt dat voorafgaand aan het digitale onderzoek is vastgesteld dat de datum en tijd van de computer correct waren ingesteld en het dossier overigens geen enkele aanwijzing bevat dat de computer van [betrokkene 7] eerder niet de juiste tijd heeft aangegeven. Daarnaast blijkt uit AH0037 (p. 300697) dat het autoherstelbestand waarin zowel de verkoopovereenkomst AH0037-Q08 als de herroepingsbrieven zijn opgenomen, dat de overeenkomst en de brieven (vrijwel) gelijktijdig zijn aangemaakt, aangezien het autoherstelbestand op 10 mei 2010 is aangemaakt en voor het laatst beschreven is op 12 mei 2010, een periode van twee dagen. Dat past niet bij de verklaring van [verdachte] dat hij in maart de verkoopovereenkomst heeft gekregen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat [verdachte] zich niet schuldig heeft gemaakt aan witwassen, omdat hij niet wist dat het geldbedrag afkomstig was van de fraude bij de ABN Amro bank. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de door [verdachte] verrichte handelingen passen binnen de normale gedragingen van [verdachte] en deze - kortgezegd - derhalve geen vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Uit de overwegingen ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde blijkt dat [verdachte] opzettelijk heeft meegewerkt aan het valselijk opmaken van een document dat betrekking heeft op de verkoop van het restaurant. Het is nooit de bedoeling van [verdachte] geweest zijn restaurant te verkopen. Evenmin is het de bedoeling geweest van [betrokkene 7] of van [B] het restaurant te kopen. Bovendien wist de boekhouder van [verdachte] wist niet van een verkoop van het restaurant en bestelde [verdachte] dezelfde dag dat het geld werd overgemaakt naar zijn rekeningen vrijwel exact het terug te betalen (namelijk € 280.000,-) kennelijk met de bedoeling dit enkele dagen later contant op te kunnen nemen en weer contant terug te kunnen betalen. [verdachte] heeft - desgevraagd, ter zitting van het hof - geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het opnemen van zo’n groot bedrag in contanten, waarom hij dit al bestelde op het moment van ontvangst op zijn rekeningen, en waarom hij er niet voor heeft gekozen het ontvangen bedrag (eenvoudigweg) terug te boeken in plaats van te kiezen voor een meer risicovolle opname en vervoer van een substantieel contant geldbedrag. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [verdachte] aan deze transactie meewerkte, omdat hij daarmee 20% van het gestorte bedrag mocht houden als beloning. Het hof concludeert derhalve dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte] wist dat de gehele constructie diende om de criminele herkomst van het geld te verhullen, als ten laste gelegd onder 1.”