ECLI:NL:PHR:2019:199

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
17/05259
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de strafoplegging wegens gebrek aan motivering door het hof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2019 een conclusie getrokken inzake de strafoplegging door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder op 7 november 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken wegens het overtreden van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Het cassatieberoep was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat Mr. R.P. van der Graaf. De conclusie van de advocaat-generaal betrof een verzuim van het hof om in overeenstemming met artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering de redenen op te geven voor de keuze van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit gebrek aan motivering leidde tot de conclusie dat de strafoplegging nietig was. De advocaat-generaal heeft geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de uitspraak aanleiding gaven, maar stelde wel voor om de bestreden uitspraak te vernietigen, enkel wat betreft de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de straf.

Conclusie

Nr. 17/05259
Zitting: 5 maart 2019
Mr. F.W. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 7 november 2017 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens ‘’overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994’’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De zaak hangt samen met de zaak met nummer 17/05258, waarin ik vandaag ook zal concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Het
eerste middelbehelst de klacht dat het hof in strijd met art. 359, zesde lid, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven die hebben geleid tot het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
Het hof heeft de opgelegde straf, die vrijheidsbeneming meebrengt, als volgt gemotiveerd:
”Deze strafoplegging is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, te weten het besturen van een personenauto, terwijl het rijbewijs ongeldig was verklaard, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is eerder wegens soortgelijke feiten veroordeeld. Het hof heeft bij de strafoplegging aansluiting gezocht bij de LOVS-oriëntatiepunten.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er geen termen aanwezig zijn voor het opleggen van een werkstraf gelet op de omstandigheid dat verdachte - die niet ter zitting is verschenen - moeilijk te traceren is en veelvuldig in Spanje verblijft.’’
6. De hiervoor onder 5 weergegeven strafmotivering bevat, in strijd met art. 359 Sv, zesde lid, geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Het hof heeft in zijn overwegingen immers niet uitdrukkelijk doen blijken dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te dezen passend en geboden is en heeft aldus niet in overeenstemming met art. 359, zesde lid, Sv in het bijzonder de redenen opgegeven die de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben bepaald. Dat verzuim leidt ingevolge art. 359, achtste lid, Sv tot nietigheid.
7. Het middel slaagt.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat de strafoplegging betreft, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG