ECLI:NL:PHR:2019:200

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
18/01196
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het hof Amsterdam wegens ontoereikende motivering van de bewezenverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het hof Amsterdam. Het hof had op 13 maart 2018 het vonnis van de politierechter te Amsterdam bevestigd, waarbij de verdachte was veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De verdachte had in hoger beroep vrijspraak bepleit, wat betekende dat het hof gehouden was om de gronden van de bewezenverklaring aan te vullen. De Hoge Raad oordeelde dat het hof in zijn arrest de inhoud van de bewijsmiddelen niet voldoende had gemotiveerd, wat in strijd is met de eisen van de wet. Hierdoor was de bewezenverklaring niet naar behoren onderbouwd. De Hoge Raad concludeerde dat het eerste middel van cassatie slaagde, terwijl het tweede middel geen bespreking meer behoefde. De conclusie van de Procureur-Generaal strekte tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kon worden berecht en afgedaan. De zaak betreft een belangrijke overweging over de motiveringseisen bij bewezenverklaringen in strafzaken.

Conclusie

Nr. 18/01196
Zitting: 5 maart 2019
Mr. F.W. Bleichrodt
Conclusie inzake:
[verdachte]
Het hof Amsterdam heeft bij arrest van 13 maart 2018 het vonnis van de politierechter te Amsterdam van 13 november 2016, waarbij de verdachte wegens feit 1 primair “het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen” is veroordeeld en waarbij de vordering van de benadeelde partij is toegewezen en voor hetzelfde bedrag aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel is opgelegd, bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf. Het hof heeft vervolgens het in hoger beroep gedane beroep op noodweer verworpen en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. M. Berndsen, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het
eerste middelbehelst de klacht dat het hof de bewezenverklaring ontoereikend heeft gemotiveerd, omdat het hof de bewezenverklaring heeft doen steunen op bewijsmiddelen waarvan de inhoud noch in het bestreden arrest noch in het bevestigde vonnis is opgenomen.
Het bestreden arrest houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde taakstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof onderstaande motiveringen betreffende de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de op te leggen straf in de plaats stelt van die van de politierechter.”
5. Op grond van art. 423, eerste lid, Sv is (zowel de meervoudige als de enkelvoudige kamer van) het hof bevoegd een in eerste aanleg gewezen vonnis te bevestigen. Dit geldt ook indien het een mondeling vonnis betreft dat in het proces-verbaal van de terechtzitting is aangetekend op de wijze als in de Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling van strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) bepaald. Indien die aantekening mondeling vonnis wat betreft de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen verwijst naar het proces-verbaal van de terechtzitting en/of andere processtukken, is de meervoudige kamer van het hof in beginsel niet gehouden de inhoud van die stukken (alsnog) in zijn arrest op te nemen. Dit lijdt echter uitzondering indien de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet in bekennende zin heeft verklaard of door de raadsman vrijspraak is bepleit. In dat geval dient bevestiging van het vonnis te geschieden met aanvulling van de gronden. Het hof is dan gehouden de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest op te nemen. [1]
6. De raadsman heeft in hoger beroep vrijspraak bepleit. Dit betekent dat bij bevestiging van het vonnis het hof gehouden was ter aanvulling van de gronden de (uitgewerkte) inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen in het arrest op te nemen. Door dit na te laten is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed.
7. Het eerste middel slaagt.
8. Gelet op het voorafgaande, behoeft het tweede middel geen bespreking meer.
9. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
10. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2026, NJ 2017/128 m.nt. P.A.M. Mevis.