ECLI:NL:PHR:2019:392

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
17/05793
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een klaagschrift inzake beslag op een voertuig en de toepassing van de juiste maatstaf door de rechtbank

In deze zaak gaat het om een klaagschrift dat is ingediend door de beslagene, die de teruggave van een in beslag genomen Mercedes-Benz Viano eist. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 5 december 2017 het klaagschrift ongegrond verklaard, omdat niet buiten redelijke twijfel vaststond dat de klager als rechthebbende van het voertuig moest worden aangemerkt. De auto was in beslag genomen op 15 mei 2017 op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, in verband met een onderzoek naar afpersing. De klager stelde dat hij de rechtmatige eigenaar was, maar de officier van justitie betwistte dit en verwees naar een groter onderzoek genaamd Keiappel, waarin tegen de klager bewijs was verzameld.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de klager de rechtmatige eigenaar was, en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De Advocaat-Generaal (AG) heeft echter geconcludeerd dat de rechtbank een onjuiste maatstaf heeft toegepast. De AG stelde dat de rechtbank niet had beoordeeld of het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de auto, en dat de rechtbank de vraag of een ander als rechthebbende moest worden beschouwd, had miskend. De AG adviseerde de Hoge Raad om de bestreden beschikking te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank voor een nieuwe behandeling.

De conclusie van de AG was dat het middel slaagde en dat er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de beschikking. De zaak moet opnieuw worden behandeld door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, op basis van het bestaande klaagschrift.

Conclusie

Nr. 17/05793 B
Zitting: 23 april 2019
Mr. T.N.B.M. Spronken
Conclusie inzake:
[klager]

1.Inleiding

1.1.
De rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, heeft bij beschikking van 5 december 2017 het klaagschrift van de klager ex art. 552a Sv, strekkende tot opheffing van het beslag en teruggave aan hem van een onder hem in beslag genomen auto, ongegrond verklaard.
1.2.
Uit de gedingstukken maak ik het volgende op. Er bevindt zich een kennisgeving van inbeslagneming (KVI) in het dossier. Hieruit volgt dat op 15 mei 2017 een Mercedes-Benz in beslag is genomen op grond van art. 94 Sv, in het kader van de waarheidsvinding, omdat deze auto zou zijn verkregen door middel van afpersing. De klager in cassatie is de beslagene.
1.3.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1.
Het middel bevat de klacht dat de rechtbank de onjuiste maatstaf heeft toegepast bij de beoordeling van het klaagschrift.
2.2.
De bestreden beschikking houdt het volgende in:
“2.
De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat onder hem een voertuig, Mercedez-Benz Viano met kenteken [kenteken] , in beslag is genomen. Klager heeft deze auto gekocht en is eigenaar van deze auto. Klager is van mening dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van zijn auto aan hem.
De officier van justitie heeft zich in de raadskamer op het standpunt gesteld dat er aangifte van afpersing van de auto is gedaan. Deze zaak is inmiddels onderdeel geworden van een groter onderzoek genaamd Keiappel. Er zijn bewijsmiddelen die tegen klager pleiten, waardoor het nog veel te vroeg is om te oordelen dat de auto terug kan. Er is thans nog onderzoeksbelang.
Ter zitting is door gemachtigde van klager aangevoerd dat sprake is van een separate verdenking binnen onderzoek Keiappel, zodat ook zonder kennisname van dat dossier een beslissing kan worden genomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering.
Voor beantwoording van de vraag of het inbeslaggenomen voertuig al dan niet terug kan worden gegeven aan klager, dient te worden getoetst of klager al dan niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier volgt dat klager aangifte heeft gedaan van diverse bedreigingen na de aankoop van het inbeslaggenomen voertuig. Daarentegen blijkt ook uit het dossier dat tegen klager aangifte is gedaan waarin is gesteld dat klager het voertuig door middel van afpersing heeft verkregen. Vooralsnog is uit het dossier niet af te leiden wie onder deze omstandigheden de rechtmatige eigenaar van het voertuig is. Hier doet zich dus niet het geval voor dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat klager als rechthebbende van het in beslag genomen voertuig moet worden aangemerkt. Gelet hierop dient het beklag ongegrond te worden verklaard.
3.
De beslissing
De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.”
2.3.
Bij het beoordelen van een beklag op grond van art. 94 Sv dient de rechter (i) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert en zo neen, (ii) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen – ook in een zaak betreffende een ander dan de klager – of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Verder verzet het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen. [1]
2.4.
Uit de hiervoor weergegeven overwegingen van de rechtbank blijkt dat niet de juiste maatstaf is toegepast. De rechtbank heeft niet beoordeeld of het belang van strafvordering zich thans tegen teruggave van de in beslag genomen auto verzet. Ook de vraag die pas aan de orde komt als is vastgesteld dat er geen belang van strafvordering meer is, te weten of een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd, heeft de rechtbank miskend. Het middel is terecht voorgesteld.

3.Conclusie

3.1.
Het middel slaagt.
3.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden beschikking aanleiding behoren te geven.
3.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823,