Conclusie
1.Inleiding
2.Het middel
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de verdachte, die in eerste aanleg bij verstek is veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was niet verschenen op de terechtzitting van 26 januari 2017, wat leidde tot een veroordeling bij verstek. Het gerechtshof Amsterdam heeft de verdachte vervolgens niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De verdediging stelde dat de verdachte gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen op de mededelingen van de rechter-commissaris, die de verdachte en zijn raadsvrouw had geïnformeerd over de gang van zaken. De advocaat voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de zittingsdatum en dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was.
De conclusie van de Advocaat-Generaal was dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De AG stelde dat de termijnen voor het instellen van rechtsmiddelen van openbare orde zijn en dat de verdachte in dit geval niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn hoger beroep had ingesteld. De AG wees erop dat de verdediging niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. De Hoge Raad werd geadviseerd het cassatieberoep te verwerpen, omdat de verdachte niet kon aantonen dat hij op een zodanige manier was misleid dat hij niet tijdig hoger beroep kon instellen.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de AG overgenomen en het cassatieberoep verworpen. De uitspraak bevestigt dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig instellen van hoger beroep bij de verdachte ligt, en dat een niet-ontvankelijkverklaring in het hoger beroep gerechtvaardigd is als de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.