ECLI:NL:PHR:2019:512

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
14 mei 2019
Zaaknummer
15/03070
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door schieten vanuit een auto op inzittenden van een andere auto

In deze zaak betreft het een poging tot doodslag waarbij de verdachte in oktober 2012 vanuit een personenauto meermalen heeft geschoten op de inzittenden van een andere auto in Almere. De Hoge Raad heeft op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren wegens medeplegen van poging tot doodslag. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij mr. J.J.J. van Rijsbergen als advocaat optreedt. Het cassatieberoep is ingesteld met één middel, dat zich richt op de schending van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De klacht betreft de te late inzending van de stukken door het hof, wat volgens de verdachte heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn. De Hoge Raad overweegt echter dat het cassatieberoep niet ontvankelijk kan worden verklaard op grond van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), omdat de verdachte onvoldoende belang heeft bij cassatie. De Hoge Raad concludeert dat er geen (cassatie)klachten bestaan over de bestreden uitspraak en dat de klacht enkel betrekking heeft op de inzendtermijn. De zaak heeft samenhang met een andere zaak, genummerd 15/03052, waarin ook een conclusie zal worden getrokken.

Conclusie

Nr. 15/03070
Zitting: 19 maart 2019 (bij vervroeging)
Mr. B.F. Keulen
Conclusie inzake:
[verdachte]
De verdachte is bij arrest van 26 juni 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, onder 1A wegens ‘medeplegen van poging tot doodslag’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr.
Er bestaat samenhang met de zaak 15/03052. In deze zaak zal ik vandaag eveneens concluderen.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, één middel voorgesteld.
Het
middelklaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden, omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
Op de grond dat het ingestelde cassatieberoep enkel ertoe strekt te klagen dat als gevolg van het instellen van het cassatieberoep na de bestreden uitspraak de redelijke termijn in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden, en namens de verdachte kennelijk geen (cassatie)klachten bestaan over de bestreden uitspraak, betreft het een klacht waarbij de verdachte onvoldoende belang bij cassatie heeft. [1]
6. Op grond van het voorgaande stel ik mij op het standpunt dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet ontvankelijk kan worden verklaard.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146,