In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de betrokkene, die door de Economische Kamer van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is veroordeeld tot betaling van een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 23.180,00. De uitspraak van het hof dateert van 1 juni 2016. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, B.F. Keulen, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het ingestelde beroep in cassatie. De betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat Mr. M.J.J.E. Stassen, heeft één middel van cassatie voorgesteld, dat zich richt tegen de bewijsbeslissing van het hof. Het middel stelt dat het hof ten onrechte heeft bewezen verklaard dat de betrokkene in 2011 een groter aantal varkens heeft gehouden dan het op dat bedrijf rustende varkensrecht. Dit zou hebben geleid tot een onterechte veroordeling tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel over dat jaar. De Procureur-Generaal merkt op dat het middel geen stellige en duidelijke klacht bevat over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift. Er bestaat samenhang met een andere zaak, genummerd 16/03096, waarin ook een conclusie zal worden getrokken.