Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CONCLUSIE
middelbehelst de klacht dat het hof beginselen van een behoorlijke procesorde heeft geschonden door de in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaringen van een getuige voor het bewijs te gebruiken zonder dat het openbaar ministerie deze getuige ter terechtzitting heeft gedagvaard, dan wel het hof de oproeping of dagvaarding ambtshalve heeft bevolen, terwijl de verklaringen van de getuige het enige bewijs vormen waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde rechtstreeks kan volgen.
NJ 1994/427, m.nt. Corstens. [2] In dit arrest overwoog de Hoge Raad dat beginselen van behoorlijke procesorde kunnen meebrengen dat het openbaar ministerie bepaalde personen als getuige ter terechtzitting dient te dagvaarden of op te roepen dan wel dat de rechter zodanige dagvaarding of oproeping ambtshalve dient te bevelen bij gebreke waarvan processen-verbaal voor zover inhoudende de door die personen in het opsporingsonderzoek afgelegde verklaringen niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd. Dat geldt in ieder geval indien een ambtsedig proces-verbaal, inhoudend een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een persoon, het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen en die persoon nadien door een rechter is gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd, dan wel heeft geweigerd te verklaren over de feiten en omstandigheden waarover hij eerder verklaard heeft. Indien dit is geschied ter gelegenheid van een verhoor van de bedoelde persoon door de rechter-commissaris behoort deze persoon ter terechtzitting in eerste aanleg en in geval van appel ook ter terechtzitting in hoger beroep als getuige te worden gedagvaard of opgeroepen, opdat de rechter zich door eigen waarneming van de getuige een oordeel zal kunnen vormen ten aanzien van de betrouwbaarheid van diens verklaringen dan wel over de redenen van diens weigering aldaar een verklaring af te leggen.
politieafgelegde belastende verklaringen en daarmee niet op ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaringen. [3] In dezen doet zich dan ook reeds daarom niet de situatie voor dat de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit slechts rechtstreeks kan volgen uit een in het opsporingsonderzoek bij de politie afgelegde belastende verklaring van een derde.
NJ2014/488, m.nt. Borgers. De Hoge Raad koos ten aanzien van de fase van het hoger beroep een andere koers dan in het arrest uit 1994 en verwees in dit verband naar het ‘voortbouwend appel’. Met een ‘voortbouwend appel’ valt volgens de Hoge Raad niet goed te verenigen dat de rechter in hoger beroep steeds ambtshalve ter terechtzitting in hoger beroep als getuige moet oproepen de persoon wiens in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring welke tijdens een verhoor door de rechter-commissaris of tijdens de terechtzitting in eerste aanleg is ingetrokken, het enige bewijsmiddel is waaruit de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit rechtstreeks kan volgen. Het ligt volgens de Hoge Raad bij een voortbouwend appel in de rede dat het aan de procespartijen en de appelrechter wordt overgelaten te beoordelen of een zorgvuldige totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel eist dat die persoon op de terechtzitting als getuige wordt gehoord. Volgens annotator Borgers is een goede verantwoording door de rechter van zijn bewijsbeslissing belangrijker dan een starre oproepingsplicht. Dat geldt naar mijn mening ook in geval de getuige zijn verklaring eerst intrekt bij gelegenheid van een verhoor door de raadsheer-commissaris. Ook in dat geval kan het aan de procespartijen en de appelrechter worden overgelaten te beoordelen of een zorgvuldige totstandkoming van het rechterlijk bewijsoordeel eist dat die persoon alsnog op de terechtzitting als getuige wordt gehoord. Zoals gezegd, blijkt uit de in cassatie ter beschikking staande stukken niet dat de verdediging heeft verzocht om de getuige alsnog ter terechtzitting te horen, terwijl het hof zijn oordeel ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige] , voor zover tot het bewijs gebezigd, uitvoerig heeft onderbouwd. Het oordeel van het hof dat de door [getuige] aanvankelijk afgelegde belastende verklaringen betrouwbaarder zijn dan de verklaring die hij ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft afgelegd, is niet onbegrijpelijk en behoefde geen nadere motivering.