Conclusie
middelklaagt dat “de dagvaarding voor de zitting in hoger beroep niet op het adres waar verdachte verbleef - en dat bekend was bij de justitiële autoriteiten - is aangeboden.”
Parket bij de Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de dagvaarding in hoger beroep op het juiste adres is uitgereikt aan de verdachte, die niet is verschenen. De Hoge Raad behandelt de kwestie van de bekendheid van de woon- of verblijfplaats van de verdachte in het kader van artikel 588, eerste lid, onder b sub 2 van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte was eerder veroordeeld voor witwassen en valsheid in geschrift, en de behandeling van de zaak vond plaats in de Noordelijke fraudekamer. De verdachte heeft in eerdere zittingen verschillende adressen opgegeven, maar er is onduidelijkheid over zijn feitelijke verblijfplaats. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende aandacht heeft besteed aan het adres dat als feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte kan gelden, en dat er geen poging is gedaan om de dagvaarding op dat adres uit te reiken. Dit leidt tot de conclusie dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en de zaak moet worden terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling.