“
De rechtbank heeft verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar (met aftrek van voorarrest).
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar (met aftrek van voorarrest).
De raadsman heeft het hof verzocht om geen gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten. In het kader van de strafmaat heeft de raadsman - onder meer - gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep en het beperkte strafblad van verdachte. Verder heeft hij aangevoerd dat sprake is van een positieve ontwikkeling in verdachtes leven.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bewerken en verwerken van een groot aantal hennepplanten. Hij heeft na een zogenoemde “henneprip”, een grote hoeveelheid gestolen hennep in een hoeslaken vervoerd van Arnhem naar Tiel. Daar heeft hij die hennepplanten geknipt. Het hof gaat er bij de strafoplegging van uit dat het bij zijn betrokkenheid gaat om een hoeveelheid van 12 tot 15 kilogram hennep, zoals verdachte zelf heeft verklaard. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het bevorderen en in stand houden van het illegale hennepcircuit. Het betreft een ernstig feit, aangezien de uit hennepplanten verkregen stof THC schadelijk is voor de volksgezondheid. Kennelijk heeft verdachte zich niet om deze gevolgen bekommerd en heeft hij slechts gehandeld uit winstbejag.
Het hof heeft in het voordeel van verdachte in de strafoplegging meegewogen dat hij blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 februari 2019 niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Het hof houdt verder in het voordeel van verdachte rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Deze overschrijding dient bij de strafoplegging gecompenseerd te worden. Zonder schending van de redelijke termijn zou het hof aan verdachte hebben opgelegd een gevangenisstraf van 9 weken, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf van 8 weken (met aftrek van voorarrest) passend en geboden. Vanwege de aard en de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit en gelet op zijn betrokkenheid daarbij, acht het hof de oplegging van een taakstraf niet passend.”