ECLI:NL:PHR:2020:203
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Beslag op personenauto en verzoek om geldelijke tegemoetkoming in het kader van de Algemene Douanewet
In deze zaak gaat het om een beklagprocedure naar aanleiding van de inbeslagname van een personenauto van de klager door de Douane. De rechtbank Amsterdam had op 28 augustus 2018 het klaagschrift van de klager ongegrond verklaard, waarbij de klager verzocht om teruggave van de auto en een geldelijke tegemoetkoming. De klager stelde dat de Douane niet bevoegd was om de auto te doorzoeken en dat het beslag onrechtmatig was. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, T.N.B.M. Spronken, concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verzoek om geldelijke tegemoetkoming prematuur was. De Hoge Raad oordeelt dat de mogelijkheid van teruggave onder voorwaarden pas aan de orde is na de ongegrondverklaring van het klaagschrift. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank, maar uitsluitend wat betreft de beslissing op het verzoek tot toekenning van een geldelijke tegemoetkoming. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor herbehandeling van dit verzoek.