ECLI:NL:PHR:2020:304

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
11 februari 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
18/02519
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken middelen van cassatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, op 23 mei 2018 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen enkele deelvrijspraken. De zaak betreft deelname aan een organisatie met het oogmerk misdrijven te plegen, en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, alsook witwassen, meermalen gepleegd.

Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte, maar er is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend. Dit betekent dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn door een raadsman een schriftuur heeft laten indienen bij de Hoge Raad. Gezien artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de verdachte niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.

De conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.C. Aben, is dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn cassatieberoep. Deze conclusie is van belang voor de rechtsgang en de mogelijkheden voor de verdachte om zijn zaak verder te laten behandelen.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer18/02519
Zitting11 februari 2020

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, heeft bij arrest van 23 mei 2018 de verdachte wegens 1.
“deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, 2.
“medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd”en 3.
“witwassen, meermalen gepleegd”, niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit was gericht tegen enkele deelvrijspraken en veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest.
2. Er bestaat samenhang met de zaken 18/02351, 18/02352, 18/02452, 18/02973, 18/02977 en 19/02150. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Namens de verdachte is geen schriftuur houdende middelen van cassatie ingediend.
4. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge artikel 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
5. Deze conclusie strekt tot ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG