De verdachte is bij arrest van 8 mei 2019 door het gerechtshof Amsterdam wegens “opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mrs. J.S. Nan en N. Gonzalez Bos, advocaten te respectievelijk ’s-Gravenhage en Amsterdam, hebben twee middelen van cassatie voorgesteld.
Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“hij in de periode van 25 augustus 2010 tot en met 27 april 2011 in Nederland van een vals geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een brief van [betrokkene 1] d.d. 29/09/2010 met als bijlage een verklaring van [betrokkene 2] d.d. 29/09/2010 met als onderwerp Williamstown Shopping Center' (D-0651 en D-0651a) gebruik heeft/gemaakt als ware het echt en onvervalst en opzettelijk heeft/ doen afleveren door tussenkomst van [betrokkene 3] ,
bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid in de verklaring van [betrokkene 2] die bij de brief is gevoegd, is opgenomen:
dat [betrokkene 2] [betrokkene 4] benaderd heeft voor (het aandragen van) internationale investeerders die mogelijk interesse zouden hebben in de aankoop van het onroerend goed (Williamstown Shopping Center) en dat die [betrokkene 2] in april 2005 met [betrokkene 4] is overeengekomen dat hij die [betrokkene 4] voor haar diensten terzake dit project 90.000,- USD zou betalen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
bestaande dat gebruik maken hierin dat dit geschrift is verstuurd aan: de FIOD-ECD (Midden)/ kantoor Utrecht, t.a.v. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware dit geschrift echt en onvervalst.”
De bewezenverklaring steunt – voor zover van belang voor de bespreking van de middelen – op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Het hof neemt over uit het vonnis van de rechtbank, het bewijsmiddel 2.
[
2. Drie geschriften, samengevoegd als één geheel, van hieronder genoemde data en de vertalingen daarvan (doorgenummerde pagina’s 177-181).
Het eerste geschrift, een brief van [betrokkene 3] , gericht aan FIOD-ECD (Midden) / Kantoor Utrecht, t.a.v. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , gedateerd op 5 oktober 2010 en binnengekomen bij de FIOD te Utrecht op 6 oktober 2010, houdt in - zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van uw verzoek d.d. 25 augustus 2010 doe ik u hierbij de verklaring van [A] Inc. inzake [betrokkene 4] toekomen.
Greenberg Traurig te Amsterdam.
Het tweede geschrift, een brief van [betrokkene 1] , gedateerd op 29 september 2010, houdt in - conform wettelijke voorschriften in het Nederlands vertaald door beëdigd vertaler [betrokkene 5] en zakelijk weergegeven:
Onderwerp ‘Williamstown Shopping Center’
In mijn hoedanigheid als Vice President en General Counsel (Hoofd Juridische Afdeling) van [A] , INC, stuur ik als bijlage bij deze brief de getypte verklaring van onze property manager en broker (manager onroerend goed en makelaar), [betrokkene 2] , met betrekking tot de betrokkenheid van [betrokkene 4] bij het hierboven genoemde project.
Het derde geschrift, een brief van [betrokkene 2] , gedateerd op 29 september 2010, gevoegd als bijlage bij de brief van [betrokkene 1] , houdt in - conform wettelijke voorschriften in het Nederlands vertaald door beëdigd vertaler [betrokkene 5] en zakelijk weergegeven:
Mijn naam is [betrokkene 2] . Ik ben ingezetene van de Verenigde Staten, woonachtig in Houston, Texas. Al meer dan vijftien jaar werk ik als property manager voor [A] , Inc. en behartig ik de handelsinvesteringen in onroerend goed. Naast de functie van property manager, was ik bovendien makelaar en [A] ’s adviseur voor haar belang in het Williamstown Shopping Center, gesitueerd in Houston, Texas. Dit winkelcentrum werd in 2001 gekocht en in tweede helft van 2004 verkocht.
Tijdens de marketing periode probeerde ik het project te verkopen en was ik op zoek naar de meest geschikte koper. Gedurende deze periode maakte ik gebruik van niet aangesloten makelaars en begon ik te zoeken op de internationale handelsmarkt. Het was in die periode dat ik [betrokkene 4] heb benaderd voor internationale investeerders die misschien geïnteresseerd zouden zijn in de aankoop van het onroerend goed.
[betrokkene 4] was mij aangeraden door een van de aandeelhouders van [A] , Inc., [verdachte] . Uiteindelijk was de geselecteerde koper niet een van de investeerders van [betrokkene 4] . De geselecteerde koper bleek het meest geschikt. Het hele marketing proces duurde meer dan een jaar en ik ben ergens in april 2005 overeengekomen dat ik voor haar diensten en inspanningen een bedrag van $ 90.000 zou betalen, wat ongeveer neerkomt op 1% van de verkoopprijs. Bovendien was mijn redenatie dat ik haar contacten en internationale investeerders bij toekomstige projecten zou kunnen gebruiken.]
2. Een proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 25 augustus 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 46-56).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 augustus 2010 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van [verdachte] .
(Hoe zou u uw relatie met [betrokkene 6] omschrijven?)
Dat is een bevriende en zakelijke relatie.
(Kent u [betrokkene 4] ?)
“Ja.”
(Waar kent u [betrokkene 4] van en vanaf wanneer is dat?)
"Dat is de echtgenote van [betrokkene 6] . Ik ken haar vanaf eind 2002, begin 2003. Ik kende [betrokkene 4] zes maanden voordat zij in het huwelijk trad met [betrokkene 6] en dat was in de zomer van 2003."
(Hoe zou u uw relatie met [betrokkene 4] omschrijven?)
"Ik ben bevriend met [betrokkene 6] en [betrokkene 4] is de echtgenote van [betrokkene 6] . Ik heb geen zakelijke relatie met haar. ”
(Wie is bestuurder van [A] Inc en wie hebben de aandelen?)
"Ik ben thans honderd procent aandeelhouder van [A] Inc. Het is in ieder geval 100% indirect mijn eigendom.”
(Wat is de relatie of betrokkenheid tussen [A] Inc en [betrokkene 6] en of [betrokkene 4] ?)
“Ik zou het niet weten. ”
(Wij delen gehoorde mede dat op een SWIFT overzicht gedateerd 27 april 2005 een bedrag van $ 89.973. wordt over gemaakt. Het bedrag wordt af geschreven van de opdrachtgever [A] Inc. Als begunstigde is genoemd [betrokkene 4] . Het bedrag voor aftrek van kosten bedroeg $ 90.000,00.
Wij vragen gehoorde om een reactie?)
“Ik draag hier geen kennis van. Ik ga dit navragen en zal u dat op uw verzoek mededelen.”
"Nogmaals ik weet hier niets van, u kunt het nog vier keer vragen, ik zal het uitzoeken en u op de hoogte stellen hoe het in elkaar zit”.
"Nogmaals ik weet niet waarom die $ 90.000,00 aan [betrokkene 4] is betaald. Ik ga het voor u uitzoeken. Ik kan u hierover op dit moment niet nader informeren. ”
3. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 2 juli 2015, opgemaakt door [verbalisant 3] , rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam (los opgenomen).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 2 juli 2015 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 6] .
Had [betrokkene 4] zakelijk contact met [verdachte] ?
“Nee, ze kende hem wel, maar ze had daar geen zakelijk contact mee. Ik hoor de officier van justitie mij vragen hoe ik dat zo zeker weer. [verdachte] is een gereserveerd persoon. Als hij contact had met [betrokkene 4] had ik dat zeker van hem gehoord.”
(…)
7. Een proces-verbaal met dossiernummer 44212 en 46464 van 15 januari 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (doorgenummerde pagina’s 62-71).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15 januari 2014 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte:
[betrokkene 3] hield mij van het een en ander in hoofdlijnen op de hoogte.”