ECLI:NL:PHR:2020:664

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
19/01736
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over rijden zonder rijbewijs en de ontvankelijkheid van cassatieberoep

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Den Haag de verdachte op 21 maart 2019 veroordeeld tot een geldboete van € 200, met als alternatief vier dagen jeugddetentie, wegens het rijden zonder rijbewijs, zoals omschreven in artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld, vertegenwoordigd door mr. M.T. de Vaal, advocaat te Den Haag. De procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.C. Aben, heeft in zijn conclusie opgemerkt dat het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van de Wegenverkeerswet. Volgens artikel 427, tweede lid, onder b, van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de uitspraak van het hof geen cassatieberoep open. Dit betekent dat de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling kan nemen. De conclusie van de procureur-generaal strekt dan ook tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het cassatieberoep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/01736 J
Zitting12 mei 2020

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.
1. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 21 maart 2019 de verdachte wegens
“overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994” veroordeeld tot een geldboete van € 200, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vier dagen jeugddetentie.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. M.T. de Vaal, advocaat te Den Haag, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het onderhavige cassatieberoep merk ik het volgende op. Het hof heeft bewezenverklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in artikel 107, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994 omschreven feit, welk feit zoals blijkt uit artikel 177, eerste lid, in verbinding met artikel 178, tweede lid, Wegenverkeerswet 1994 een overtreding is. Het hof heeft ter zake van dat feit een geldboete opgelegd van € 200, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vier dagen jeugddetentie. Ingevolge artikel 427, tweede lid onder b, Sv staat tegen de bestreden uitspraak beroep in cassatie niet open, zodat de verdachte in het ingestelde beroep niet kan worden ontvangen.
4. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG