ECLI:NL:PHR:2020:911

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
19/04440
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van gijzeling in plaats van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen

In deze zaak gaat het om de verdachte, geboren in 1991, die door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 september 2019 is vrijgesproken van bedreiging met zware mishandeling, maar is veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk, in verband met vernieling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft ook vorderingen van benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen, waarbij vervangende hechtenis is opgelegd. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij de advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker betrokken zijn. Het cassatiemiddel richt zich specifiek tegen de vervangende hechtenis die is opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregelen. De Hoge Raad heeft in eerdere uitspraken, waaronder ECLI:NL:HR:2020:914, bepaald dat in plaats van vervangende hechtenis gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De Procureur-Generaal heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd, maar alleen voor zover het gaat om de toepassing van vervangende hechtenis, en dat de Hoge Raad moet bepalen dat gijzeling van gelijke duur in de plaats komt. De conclusie is dat er geen gronden zijn aangetroffen die tot vernietiging van de uitspraak aanleiding geven, behalve voor de specifieke kwestie van de vervangende hechtenis.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/04440
Zitting25 augustus 2020

CONCLUSIE

T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 18 september 2019 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch in de zaak met het parketnummer 01-865061-16 vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en voor 1 subsidiair: “bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd”, 2: “opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken” en het in de zaak met parketnummer 01-860327-17: “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd” veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen en heeft het hof schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarbij de vervangende hechtenis is bepaald op acht respectievelijk dertien dagen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mrs. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben een middel van cassatie voorgesteld.
Het middel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregelen.
Het middel is, gelet op HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914, terecht voorgesteld. De Hoge Raad kan bepalen dat in plaats van de vervangende hechtenis telkens gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregelen vervangende hechtenis is toegepast en dat de Hoge Raad bepaalt dat telkens gijzeling van gelijke duur zal worden toegepast.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG