ECLI:NL:PHR:2020:912
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Vervangende hechtenis en gijzeling in strafzaken
In deze zaak gaat het om de verdachte die is veroordeeld door het gerechtshof Den Haag op 25 september 2019 voor opzetheling en oplichting, beide meermalen gepleegd. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de (deel)vrijspraken en is veroordeeld tot acht maanden gevangenisstraf. Daarnaast heeft het hof schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarbij vervangende hechtenis is bepaald op 82 respectievelijk 85 dagen. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft in zijn conclusie op 25 augustus 2020 aangegeven dat de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel ter discussie staat. Hij stelt dat, in lijn met eerdere rechtspraak (ECLI:NL:HR:2020:914), in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover het gaat om de toepassing van vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft de mogelijkheid om te bepalen dat gijzeling van gelijke duur in de plaats komt van de vervangende hechtenis. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de toepassing van gijzeling in plaats van vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregelen verduidelijkt.