“
Ontstaan brand:
57. Dan is nog een ander aspect van belang, hoe en waar is de brand ontstaan. De recherche is, met name ingegeven door hetgeen [getuige 1] stelde, uitgegaan dat de brand ontstond doordat de bank in brand zou zijn gestoken. Dit is echter een stelling die op basis van het dossier niet bevestigd kan worden. Uit de bevindingen van de forensische opsporing bleek in eerste instantie dat de brand vermoedelijk was ontstaan in het voorste gedeelte van de woonkamer. In het dossier is hierover het navolgende gesteld:
“Gelet op de mate van inkoling, gelet op het totale brandbeeld(1) en op onze bevindingen tijdens dit onderzoek, is het meest waarschijnlijke ontstaansgebied van de brand gelegen ter hoogte van het midden van de woonkamer. Dit is grofweg het gebied waar o.a. een bank heeft gestaan ten tijde van de brand.”
Wanneer de plattegrond (840) bekeken wordt valt op dat bij ‘grofweg het midden’ - hetgeen uiteraard al een rekbaar begrip is - niet direct aan de bank gedacht kan worden. Deze stond namelijk tegen de zijkant aan, in de directe nabijheid van de trap. Bij de karakterisering ‘grofweg het midden’ lijkt de salontafel een logischere plek als startpunt. Later is dit overigens in het aanvullende proces-verbaal genuanceerd omdat toen wel de salontafel is benoemd. Niet kan aldus blijken dat het de bank is geweest die in brand is gestoken en de ‘daderwetenschap’ die [getuige 1] op dit vlak zou hebben, is dus geen daderwetenschap.
58. Wat echter van groter belang is, is de volgende opmerking uit het forensisch dossier:
“Voor een ongeluk of een nalatigheid zijn geen aanwijzingen gevonden, maar dat is niet uit te sluiten. Er zijn geen forensische aanwijzingen gevonden voor brandstichting.”
De bevindingen van de forensische opsporing gaven geen duidelijke indicatie van wat er is gebeurd en hoe en waar exact de brand was ontstaan. Brandstichting was op basis van de bevindingen van de forensische opsporing mogelijk, maar met zekerheid kon dit absoluut niet gezegd worden. In dit kader speelde nog een rol dat er geen brandversnellende middelen zijn aangetroffen in de woning. Wat de verdediging betreft een belangrijke bevinding omdat de aanwezigheid van brandversnellende middelen normaal gesproken voor de hand liggen bij brandstichting.
59. Op verzoek van de verdediging zijn er nog aanvullende vragen beantwoord door de forensische opsporing. Immers was voor de verdediging onduidelijk of er rekening mee was gehouden dat er nabij de bank een kleed lag en dat ook op de salontafel een kleed lag. Hier bleek geen rekening mee te zijn gehouden, terwijl dit uiteraard wel zeer belangwekkend is. Hetzelfde geldt voor een mandje met verstelwerk. In ieder geval kan op basis van de bevindingen niet worden vastgesteld dat het de bank was waar de brand ontstond. Echter is aan cliënte steevast te kennen gegeven dat de bank de brandhaard was. Dit werd als feit gepresenteerd, maar blijkt dus nergens uit. In dit kader wenst de verdediging ook te wijzen op een getuige die vrij snel ter plaatse was, [getuige 2] die stelde:
“Ik zag toen bij [a-straat 1] een beginnende brand. Ik zag onder bij de trap vuur. Ik dacht nog: ‘Dat is een klein brandje’.”
Hij spreekt over een klein brandje, onder bij de trap. Over een bank die in brand zou staan zegt hij niets. En nog specifieker is de verklaring van een andere persoon die snel ter plaatse was, [getuige 3]:
“Verder zag ik bij de trap een bank staan. Wat er precies in de brand stond kon ik niet zien. Ik zag wel dat de vlammen er voor zorgden dat de treden van de open trap in brand stonden.”
Wat opvalt aan de verklaringen van deze ooggetuige is het feit dat hij duidelijk benoemt dat hij de bank kon zien, hij geeft echter niet aan dat het de bank was die zou branden op dat moment. Wanneer de bank in de brand zou staan had hij dit moeten zien, maar dit is dus niet het geval. Verder geeft hij aan dat hij moeilijk kon zien wat er in brand stond.
Dat is logisch verklaarbaar als bijvoorbeeld het vloerkleed in brand stond, omdat dat nu eenmaal dichter bij de grond is en dus minder in het zicht ligt. Maar het feit dat hij tijdens de brand de bank nog duidelijk kon zien, geeft aan dat de bank op dat moment dus niet in brand stond. En dit zijn dus verklaringen van getuigen die de brand en hoe deze zich ontwikkelde met eigen ogen hebben waargenomen. Verklaringen waar de Officier van Justitie in eerste aanleg volstrekt aan voorbij is gegaan. Hij noemde enkel de verklaring van [getuige 4] die stelde dat de deur open was, terwijl getuige [getuige 5] op p.155 stelde dat er geen deuren openstonden toen hij de tuin in liep. Hoe het echter ook zij, niet kan blijken dat de bank in brand stond, omdat directe ooggetuigen hier niets over verklaren, en sterker nog, [getuige 3] stelde dus dat hij de bank nog zag, zonder dat kan blijken dat die op dat moment brandde.
60. Dat is wat de verdediging betreft ook logisch. De lezing van [getuige 1] over de brand is wat de verdediging betreft nu eenmaal niet logisch. Zij stelde dat cliënte even de aansteker langs de bank hield. Uit het dossier en de verklaring van [betrokkene 1] blijkt echter dat er in de woning een suède bank stond. Een vorm van leer dus en leer brandt nu eenmaal niet snel. Dat mag een feit van algemene bekendheid zijn. Aan de pleitnota in eerste aanleg zat een artikel van het tijdschrift Quest gehecht waarin dit wordt bevestigd. Daar wordt wederom naar verwezen. Een suède bank gaat nu eenmaal niet branden van het ‘even met de aansteker langs de bank’ gaan. Dit is simpelweg niet mogelijk. Wat dat betreft zij uitdrukkelijk verwezen naar de forensische rapportage waarin is gesteld:
“Wanneer dit vuur daar opzettelijk is ingebracht dan kunnen aldaar aanwezige goederen, zoals een kleedje op de tafel, een mand met stoffen voor verstelwerk, of bijvoorbeeld een los stoffen kussen in de bank, wel een rol hebben gespeeld omdat dergelijke goederen uiteraard eenvoudiger opzettelijk zjjn aan te steken dan een houten salontafel of een bank.”
Het even met de aanstekers langs de bank gaan, waar [getuige 1] over verklaarde, leidt niet tot een brand, omdat een bank niet eenvoudig opzettelijk aan te steken is. Daar worden banken ook specifiek op getest. Ook uit forensische opsporing blijkt aldus dat het niet aannemelijk is dat de brand is ontstaan door het ‘even met de aansteker langs de bank gaan’ waar [getuige 1] over verklaarde. De Rechtbank heeft dit echter wel met zoveel woorden in het vonnis opgenomen. Bewezen is door de Rechtbank dat cliënt met een aansteker langs de bank is gegaan, waardoor brand is ontstaan. Dat is echter onmogelijk.
61. Een suède bank zal namelijk enkel kunnen branden wanneer er minutenlang met een aansteker op dezelfde plek zou worden gebrand of indien er brandversnellende middelen zouden zijn. Dit laatste bleek niet het geval en ook het eerste is niet aannemelijk. Cliënte heeft altijd een bic-aansteker, zo is door cliënte en [getuige 1] gesteld. Als je deze bij de bank houdt, is dat feitelijk alleen mogelijk wanneer je de aansteker in horizontale houding vast hebt. Wanneer je een dergelijke aansteker langere tijd achter elkaar in een horizontale houding laat branden, bestaat de kans dat de aansteker oververhit raakt en niet meer werkt, en is de kans levensgroot dat je je vingers verbrandt. Bij cliënte zijn de handen echter uitvoerig bemonsterd en onderzocht maar sporen van brand, rook, of brandwonden maar die zijn niet aangetroffen. Wat dat betreft is het fysiek onmogelijk om op deze manier brand te stichten zonder dat je zelf je handen verbrand, en het is dan ook niet aannemelijk dat cliënte een dusdanige lange tijd een aansteker bij de bank heeft gehouden waardoor brand ontstond. Wat in ieder geval duidelijk mag zijn is dat er geen ondersteuning is het dossier aanwezig is om dit scenario te ondersteunen.
62. De verdediging heeft verzocht of er aanvullend onderzoek naar de brandbaarheid van de bank gedaan kon worden. Maar dit verzoek is door uw Hof afgewezen. De verdediging heeft zelf contact opgenomen met het Instituut Fysieke Veiligheid die onderzoek doet naar woningbranden. In het rapport ‘Impression tests upholstered furniture and mattresses’ van het IFV is bekeken onder welke omstandigheden een bank met een stoffen bekleding vlam vat. Dat is dus niet geheel representatief voor deze zaak, maar zegt wel wat. Omdat in dat onderzoek niet is gekeken naar een leren of leerachtige bank, en niet is onderzocht of en hoe brand ontstaat middels een aansteker, heb ik contact opgenomen met het IFV. Daarin is gesteld (
Bijlage 3):
“Bij de impressietesten in 2017 is een bank gebruikt met PUR-vulling en een stoffen bekleding. We hebben als ontsteking gebruikgemaakt van een speciale testsigaret (die dooft niet uit zichzelf) en een kaars die we gedurende 20 seconden op de bank hebben gelegd (daarmee hebben we de kleine vlamtest gesimuleerd). Deze beide ontstekingen zijn 2 van de 3 testmethoden uit de Europese normering op dit gebied. Met de kleine vlamtest wordt ook de ontsteking door een aansteker gesimuleerd. Maar let wel, dit is dus gedurende 20 seconden op 1 plaats, het langs de bank strijken van een aansteker kan daarmee niet zomaar vergeleken worden.”
Het met een aansteker langs de bank gaan, kan niet vergeleken worden met het op één plaats inbrengen van vuur met bijvoorbeeld een sigaret of kaars. En als dan bezien wordt dat met een kaars 20 seconden op één en dezelfde plek vuur moet worden ingebracht bij een stoffen bank, dan is het niet mogelijk dat er brand ontstaat door het met een aansteker langs de bank gaan bij een leren of leerachtige bank, aangezien dat een stof is die nu eenmaal niet of nauwelijks kan ontbranden. Wat de verdediging betreft kan dus niet blijken dat de brand is ontstaan op de wijze zoals de Rechtbank die bewezen heeft geacht, en kan ook voor het overige niet blijken dat cliënt de bank in brand heeft gestoken en de brand heeft doen veroorzaken. Mocht u de verdediging in dit kader niet volgen, dan wenst de verdediging een
voorwaardelijk verzoekte doen om alsnog een deskundige (bijvoorbeeld van het IFV) te horen die uitleg kan geven over het ontstaan van brand door toedoen van een aansteker, en onder welke voorwaarden dit mogelijk is. Op dit verzoek kan bij arrest worden beslist.”