“Veroordeelde is bij arrest van dit hof van 30 januari 2019 (parketnummer 21-004564-16) ter zake van
‘feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd’;
‘feit 2: medeplegen van het van het plegen van witwassen een gewoonte maken’;
‘feit 3: als bestuurder deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven’,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden, met aftrek van voorarrest.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 512.000,-. Het hof komt als volgt tot deze schatting.
Het hof bezigt de inhoud van onder meer de navolgende bewijsmiddelen tot bewijs van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel:
- het arrest van dit hof van 30 januari 2019 (parketnummer 21-004564-16).
Voorts is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] , opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD-ECD, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 43297, gesloten op 14 februari 2011, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld:
- het proces-verbaal van bevindingen, genummerd AH-107, De berekening van de omzet en de winst met daaropvolgend de vaststelling van het inkomstenbestanddeel voor de verdachten.
Bij de vaststelling van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het hof zich grotendeels gebaseerd op voornoemd proces-verbaal van bevindingen.
Het hof acht aannemelijk dat veroordeelde samen met anderen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit - kort gezegd - illegale koppelbaasactiviteiten in de jaren 2006 tot en met 2008 door middel van de Duitse firma’s [G] , [I] , [J] en [H] . Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de met deze activiteiten behaalde winsten - pondspondsgewijs - aan veroordeelde en de medeveroordeelden [medeverdachte] én [betrokkene 1] moeten worden toegerekend, omdat zij binnen de organisatie van voornoemde koppelbaasactiviteiten tezamen als de leidende en bepalende figuren zijn aan te merken.
De behaalde winst is door de Belastingdienst/FIOD-ECD schattenderwijs vastgesteld op telkens 30% van de omzet van voornoemde firma’s over de betrokken jaren 2006 tot en met 2008. Deze omzetten - zoals weergegeven in onderstaand schema - zijn vastgesteld aan de hand van facturen die door of namens de firma’s zijn verstuurd aan inleners en bankoverzichten en bewijzen van contante geldopnames door bij de koppelbaasactiviteiten betrokken personen. Het hof sluit zich aan bij de door de Belastingdienst/FIOD-ECD gemaakte berekening op pagina 2 van het proces-verbaal van bevindingen AH-107. Zoals hierboven vermeld zal het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel - pondspondsgewijs - aan veroordeelde en de medeveroordeelden [medeverdachte] en [betrokkene 1] toerekenen. Schematisch weergegeven volgt hieruit het volgende.
Voorts acht het hof - anders dan de rechtbank - aannemelijk dat veroordeelde samen met de medeveroordeelden [medeverdachte] en [betrokkene 1] tevens wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit - kort gezegd - illegale koppelbaasactiviteiten in het jaar 2009 door middel van de firma’s [M] en [L] en [O] (hierna: NRW). Het hof is van oordeel dat de met deze activiteiten behaalde winsten eveneens - pondspondsgewijs - aan veroordeelde en de medeveroordeelden [medeverdachte] en [betrokkene 1] moeten worden toegerekend, omdat zij binnen de organisatie van voornoemde koppelbaasactiviteiten gezamenlijk als de leidende en bepalende figuren zijn aan te merken.
De behaalde winst is door de Belastingdienst/FIOD-ECD vastgesteld op 30% van de omzet van de firma’s over het betrokken jaar 2009. Deze omzetten - zoals weergegeven in onderstaand schema - zijn vastgesteld aan de hand van facturen die door of namens de firma’s zijn verstuurd aan inleners, en van bankoverzichten en bewijzen van contante geldopnames. Het hof sluit zich aan bij de door de Belastingdienst/FIOD-ECD gemaakte berekening op pagina 8 en 9 van het proces-verbaal van bevindingen AH-107. Zoals hierboven vermeld zal het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel - pondspondsgewijs - aan veroordeelde en de medeveroordeelden [medeverdachte] en [betrokkene 1] toerekenen. Schematisch weergegeven volgt hieruit het volgende.
Tot slot acht het hof aannemelijk dat veroordeelde samen met de medeveroordeelden [medeverdachte] en [betrokkene 1] wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit - kort gezegd - illegale koppelbaasactiviteiten in het jaar 2008 door middel van de firma [M] . Het hof stelt dit voordeel vast op € 6.555,-. Ook dit voordeel zal - pondspondsgewijs - aan veroordeelde en zijn medeveroordeelden [medeverdachte] en [betrokkene 1] worden toegerekend. Het in dit verband toe te rekenen wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt dan € 2.185,- (1/3 deel van € 6.555,-).
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat het door veroordeelde [betrokkene] wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op een bedrag van € 512.000,- (€ 371.876,- + € 137.939,- + € 2.185,-).”