ECLI:NL:PHR:2021:379

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
20/01503
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening tegen niet-verschenen verdachte tijdens detentie in andere strafzaak

In deze zaak gaat het om de vraag of het gerechtshof 's-Hertogenbosch ten onrechte verstek heeft verleend tegen een verdachte die niet was verschenen tijdens de behandeling van zijn hoger beroep. De verdachte was op dat moment gedetineerd in verband met een andere strafzaak in Gent, België. Het hof had de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep omdat hij niet binnen de gestelde termijn een schriftuur met grieven had ingediend. De advocaat van de verdachte heeft tijdig cassatie ingesteld, waarbij één middel van cassatie is voorgesteld. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend, aangezien de verdachte niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De Procureur-Generaal wijst erop dat de verdachte, gezien zijn detentie, niet in staat was om aanwezig te zijn en dat dit een grote impact heeft op zijn recht op een eerlijk proces. De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling in aanwezigheid van de verdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/01503
Zitting16 februari 2021
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Het cassatieberoep

1.1.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft bij verstekarrest van 8 juli 2019 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep [1] omdat de verdachte niet binnen veertien dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur met grieven had ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis had opgegeven en het hof niet van oordeel was dat de strafzaak desalniettemin onderzocht diende te worden.
1.2.
Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen (Utrecht), heeft één middel van cassatie voorgesteld.
1.3.
Er bestaat samenhang met de zaak 20/01502. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.

2.Het middel

2.1
Het middel klaagt dat het hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2019 houdt, voor zover van belang, het volgende in:
De verdachte (…) is niet verschenen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal die verklaart dat hij niet weet waarom verdachte niet aanwezig is en dat hij niet gemachtigd is om de verdediging te voeren.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt, dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
2.3
Aan de cassatieschriftuur is een stuk gehecht, inhoudende een “arrest van gevangenschap” van de strafinrichting te Gent d.d. 27 maart 2020 betreffende de verdachte, waarop staat vermeld dat de verdachte van zijn vrijheid is beroofd op 18 maart 2019 en in vrijheid is gesteld op 27 maart 2020.
2.4
Als uitgangspunt heeft te gelden dat indien de dagvaarding in hoger beroep op juiste wijze is betekend, de verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en de raadsman ter zitting te kennen heeft gegeven dat hij niet door verdachte uitdrukkelijk is gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren, de rechter, behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel, kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. [2]
2.5
Uit het hiervoor onder 2.3 vermelde stuk - waarvan aan de herkomst en betrouwbaarheid in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep in verband met een andere strafzaak in Gent (België) was gedetineerd, zodat de beslissing van het hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt dit mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. [3] Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.

3.Conclusie

3.1.
Het middel is terecht voorgesteld.
3.2.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
3.3.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Dit hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Bergen op Zoom van 19 oktober 2017 waarbij de verdachte ter zake van overtreding van het bepaalde in artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van 2 weken.
2.Vgl. HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3224, rov. 2.3 ; HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:388, rov. 2.3.
3.Vgl. HR 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3224, rov. 2.4 ; HR 8 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:388, rov. 2.4.