ECLI:NL:PHR:2021:647

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
19/03984
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over overtreding van de Leerplichtwet 1969 met betrekking tot inschrijfplicht en vrijstelling op basis van geloofsovertuiging

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor het niet nakomen van de verplichtingen uit de Leerplichtwet 1969. De verdachte, geboren in 1972, werd door het hof op 21 augustus 2019 veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, subsidiair vijftien dagen hechtenis, en een voorwaardelijke geldboete van € 750,00, met een proeftijd van twee jaar. De zaak heeft samenhang met een andere zaak tegen de medeverdachte, de echtgenote van de verdachte, die onder nummer 19/03983 bij de Hoge Raad bekend is.

De procureur-generaal bij de Hoge Raad, D.J.C. Aben, heeft in zijn conclusie de middelen van cassatie besproken die zijn ingediend door de advocaat van de verdachte, mr. S.J. van der Woude. Het eerste middel slaagt, terwijl het tweede middel faalt. De redenen voor deze beoordeling zijn opgenomen in de conclusie in de samenhangende zaak tegen de medeverdachte. De procureur-generaal heeft geen ambtshalve gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden moeten leiden.

De conclusie van de procureur-generaal strekt tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot feit 1, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. De middelen die tot cassatie strekken zijn afkomstig van dezelfde advocaat en zijn gelijkluidend, wat de procedure beïnvloedt.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer19/03984

Zitting30 maart 2021
CONCLUSIE
D.J.C. Aben
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.

De procedure in cassatie

1. De verdachte is bij arrest van 21 augustus 2019 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens 1. “
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen”, veroordeeld tot een geldboete van € 750,00 subsidiair vijftien dagen hechtenis en wegens 2. “
als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de in artikel 2, eerste lid, van die wet opgelegde verplichtingen niet nakomen”, tot een voorwaardelijke geldboete van € 750,00, subsidiair vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
2. Er bestaat samenhang met de zaak tegen de medeverdachte, zijnde de echtgenote van de verdachte, [medeverdachte] . De zaak is bij de Hoge Raad bekend onder nummer 19/03983. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.

Een bespreking van de middelen

4. Het eerste middel slaagt en het tweede middel faalt. De redenen daarvoor heb ik opgegeven in mijn conclusie in de zaak tegen de medeverdachte, onder nummer 19/03983. [1]

Slotsom

5. Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest ten aanzien van de beslissingen met betrekking tot feit 1, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.De middelen die strekken tot cassatie van de veroordelende arresten in deze twee samenhangende zaken zijn afkomstig van dezelfde cassatieadvocaat en zij zijn gelijkluidend. De dragende overwegingen in de veroordelende arresten zijn gelijkluidend. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 augustus 2019 in deze zaak is op slechts geringe, hier niet relevante punten, afwijkend van het proces-verbaal van de terechtzitting in de gelijktijdig behandelde zaak tegen de medeverdachte.