ECLI:NL:PHR:2021:815
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep van verdachte niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen middelen
In deze zaak betreft het een cassatieberoep ingesteld door de verdachte, geboren in 1992, die eerder door het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 september 2019 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 maanden wegens medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn, die afliep op 10 november 2020. De aanzegging van het cassatieberoep was op 11 september 2020 in persoon aan de verdachte uitgereikt.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep, omdat hij niet tijdig een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend. Dit betekent dat de Hoge Raad de zaak niet inhoudelijk zal behandelen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn cassatieberoep, wat inhoudt dat de eerdere veroordeling door het gerechtshof in stand blijft.
De zaak heeft samenhang met vijf andere zaken, waarin ook conclusies zijn getrokken. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak benadrukt van tijdige indiening van cassatiemiddelen.