ECLI:NL:PHR:2022:1059

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
21/02051
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennep

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het opzettelijk telen van hennep en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, in strijd met de Opiumwet. De feiten spelen zich af in de periode van 12 november 2014 tot en met 9 juni 2015, waarbij de verdachte samen met anderen een hennepkwekerij heeft opgezet in Winsum, Groningen. De kwekerij was professioneel ingericht en er werden in totaal 1014 hennepplanten aangetroffen, evenals 13.703 gram natte hennep. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen verklaard dat hij vooral in de laatste periode betrokken was bij de kwekerij, op verzoek van zijn broer, en dat hij hennepstekjes heeft geplant en geknipt. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de hennepteelt. De verdediging heeft aangevoerd dat de rol van de verdachte niet voldoende was om tot medeplegen te concluderen, maar het hof heeft deze argumenten verworpen. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De zaak heeft ook samenhang met andere zaken, en het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/02051

Zitting15 november 2022
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 30 april 2021 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wegens 1. ‘medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’; 2. ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’; 3. ‘medeplegen van stoffen en voorwerpen te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en voorhanden hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten en medeplegen van gegevens voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten’; 4. ‘deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, en 11a van de Opiumwet’ en 5. ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd; en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ veroordeeld tot 21 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr. Het hof heeft daarnaast een geldtelmachine verbeurd verklaard.
Er bestaat samenhang met de zaken 21/01944, 21/02071 en 21/05032. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. H.P. Eckert, advocaat te Groningen, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het
eerstemiddel bevat de klacht dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde medeplegen niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid, althans dat die bewezenverklaring – mede in het licht van een gevoerd verweer – niet toereikend is gemotiveerd.
Voorafgaand aan de bespreking van het middel geef ik de bewezenverklaring van de feiten 1 en 2 weer alsmede de bewijsmiddelen, delen van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en ’s hofs bewijsoverwegingen voor zover deze op deze feiten zien.
Bewezenverklaring, bewijsmiddelen, delen van het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en ’s hofs bewijsoverwegingen
6. Ten laste van de verdachte is onder 1 en 2 bewezenverklaard dat:
‘1. hij in de periode van 12 november 2014 tot en met 9 juni 2015 te Winsum (provincie Groningen), tezamen en in vereniging met anderen, in een pand en in opleggers, gelegen en staande bij [a-straat 1] , aldaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt, een grote hoeveelheid van in totaal 1014 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II van die wet;
2. hij op 9 juni 2015 te Winsum (provincie Groningen), tezamen en in vereniging met anderen, in een pand aan [a-straat 1] , aldaar, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13703 gram natte hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II van die wet;’
7. Deze bewezenverklaringen steunen op de volgende in de aanvulling op het arrest opgenomen bewijsmiddelen (met weglating van verwijzingen):
‘1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 10 juni 2015, (…) inhoudende de verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 9 juni 2015 werd door mij in perceel [a-straat 1] te Winsum een hennepkwekerij aangetroffen. Ik zag dat in de bedrijfsunit een professionele in werking zijnde hennepkwekerij was ingericht. Er waren twee identiek ingerichte kweekruimten en twee identiek ingerichte koelwagens. Deze hennepkwekerij bestond uit 1014 hennepplanten. In kweekruimte C stonden 268 hennepplanten en in kweekruimte D 230 hennepplanten. Op de zolder boven het kantoorgedeelte van de bedrijfsunit stond een hennep-kweektent (...). De kweekruimte had een capaciteit van (...) 96 planten. (...) In de droogruimte waren grote droogrekken gemaakt. (...) Op vier droogrekken lagen verse henneptoppen te drogen. (...) De henneptoppen zijn ter plaatse gewogen. Het betrof natte hennep. (...) In totaal betrof het netto gewicht van de hennep 13.703 gram.
Indicatoren professionaliteit:
Beroeps- of bedrijfsmatige teelt van hennep:
X kunstlicht op tijdklokken
X centraal geregeld bevloeiingssysteem
X geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur
X afzuiging naar buiten
X verwarming wel thermostaat aangestuurd
X C02 suppletie wel gestuurde installatie
(…)
Professionaliteit [X] HOOG
Gezien het vorenstaande kan de aangetroffen kwekerij worden aangemerkt als beroeps- of bedrijfsmatig, dan wel professioneel handelen met betrekking tot de teelt van hennep.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beoordelen beelden camera 1 d.d. 30 maart 2015, (…), inhoudende de verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Vanaf 16 december 2014 werden in verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand [a-straat 1] te Winsum op grond van artikel 3 van de Politiewet twee camera's geplaatst. Uit de beelden is gebleken dat er ten minste vier verdachte voertuigen zijn betrokken bij de vermoedelijke hennepkwekerij. Dit betreffen: een zwarte Mercedes Vito, kenteken [kenteken 1] , die op naam staat van [medeverdachte] , een groene VW Passat Variant, kenteken [kenteken 2] , die op naam staat van [betrokkene 1] , een grijze Ford Fiesta, kenteken [kenteken 3] die op naam staat van de [A] B.V., en een blauwe Mercedes Vito, kenteken [kenteken 4] , die op naam stond van [B] B.V. Uit het informatiesysteem van de politie is gebleken dat [medeverdachte] en [betrokkene 1] contacten van elkaar zijn. Op 27 mei 2013 werden zij tijdens een controle op de A7 aangetroffen en toen bleek in de auto waarin zij zich bevonden een professionele bewatering- en afzuiginstallatie ten behoeve van een hennepkwekerij te liggen.
Uit onderzoek is tevens gebleken dat de grijze Ford Fiesta ( [kenteken 3] ) op 30 januari 2015 is aangetroffen op het parkeerterrein van growshop [C] aan de [b-straat 1] te Groningen. Tijdens het onderzoek werd gezien dat de VW Passat Variant ( [kenteken 2] ) op 20 februari 2015 geparkeerd stond op het terrein van growshop [C] . Uit de beelden is gebleken dat er ten minste vier personen zijn betrokken bij de vermoedelijke hennepkwekerij. Dit betreft volgens hun signalementen vermoedelijk de volgende personen: [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] -1991, [betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] -1985, [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1994 en [betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum] -1982.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beoordelen beelden camera 1, deel 2 d.d. 9 april 2015, (…), inhoudende als de verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal worden de bevindingen verwoord van camera 1 bij het pand [a-straat 1] te Winsum.
11 maart 201, omstreeks 12:23 uur, twee manspersonen, verdachten [betrokkene 1] en [verdachte] , lopen vanaf de linkerzijde het beeld in en gaan vervolgens bij de deur, rechts van de blauwe silo, de unit waar vermoedelijk de hennepkwekerij zit naar binnen. Om 14:21 uur vertrekken beide personen weer.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beoordelen beelden camera1, deel 3 d.d. 22 mei 2015, (…), inhoudende als de verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
In dit proces-verbaal worden de bevindingen verwoord van camera 1 bij het pand [a-straat 1] te Winsum.
Op 2 april 2015 om 15:21 uur loopt een verdachte, gekleed in donkergekleurde driekwart jas met capuchon, donkere broek en donker gekleurde schoenen met lichte zool, naar de ingang van de verdachte unit en opent de deur. De andere verdachte rijdt de VW Passat variant, kenteken [kenteken 2] , met de kofferbak voor de ingang van de vermoedelijke hennepkwekerij. Het signalement van de verdachten komt overeen met dat van [betrokkene 1] en [verdachte] . Er worden diverse goederen vanuit de auto het pand ingedragen. Om 16:31 uur komen beide verdachten weer in beeld als ze de verdachte unit verlaten.
Op 9 april 2015 om 8:21 uur loopt verdachte [verdachte] naar de deur van de vermoedelijke hennepkwekerij. Achter hem lopen een drietal oudere dames. [verdachte] draagt een blauwe draagtas. Alle vier personen gaan de verdachte unit binnen. Om 11:50 uur loopt verdachte [medeverdachte] naar buiten. Hij loopt links uit beeld en komt 1 minuut later weer het beeld in lopen. In zijn rechterhand draagt hij iets donkers met daarboven op een wit doosje of iet dergelijks. Hij gaat de verdachte unit weer binnen. Om 18:59 uur gaat de deur open en komen de drie dames weer naar buiten. Op het moment dat de derde dame weg loopt staat verdachte [betrokkene 1] in de deuropening. [betrokkene 1] blijft binnen en doet de deur dicht. Om 21:44 uur gaat de deur open en staan drie personen in het licht wat binnen in de verdachte unit brandt. Alle drie verdachten kijken om zich heen en lopen vervolgens naar buiten. De grootste van de drie sluit de deur.
11 april 2015 om 11:50 uur komt vanaf links verdachte [verdachte] het beeld in lopen. Bij hem is een tweede verdachte. Het signalement lijkt op het signalement van de broer van verdachte [betrokkene 1] , [betrokkene 2] . [verdachte] draagt in zijn hand een gevulde witte tas. Als beide verdachten naar binnen gaan in de verdachte unit is zichtbaar dat er al een verdachte binnen is. Het gaat hier om verdachte [medeverdachte] . Om 11:51 uur komt de vierde verdachte aanlopen. Het signalement van deze verdachte komt overeen met dat van [betrokkene 1] . Hij gaat ook naar binnen, wederom staat [medeverdachte] achter de deur. Om 18:09 uur gaat de deur van de verdachte unit open. Vier verdachten komen naar buiten. Als eerste verdachte [medeverdachte] , als tweede verdachte [verdachte] , als derde verdachte de mogelijke [betrokkene 2] en als laatste verdachte [betrokkene 1] . Deze laatste sluit de deur.
17 april 2015 om 17:54 uur (het hof begrijpt 14:54 uur, zie proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2015 (…)) komen verdachte [medeverdachte] en verdachte [betrokkene 1] vanaf links het beeld binnen lopen. Verdachte [medeverdachte] opent met behulp van een sleutel de deur en beide verdachten gaan naar binnen. Direct daarna komt een derde verdachte, [verdachte] , bij het pand en gaat ook naar binnen. Om 16:09 uur gaat de deur open en verlaten de drie verdachten de verdachte unit. Verdachte [verdachte] sluit de deur af.
Op 8 mei 2015 om 8:54 uur lopen verdachte [betrokkene 1] en [verdachte] vanaf de linkerzijde het beeld binnen en gaan via de toegangsdeur de verdachte unit binnen. Om 12:48 uur gaat de deur open en verlaten de twee verdachten de verdachte unit.
Op 9 mei 2015 om 11:15 uur lopen verdachten [betrokkene 1] , [verdachte] en de nog onbekende vierde verdachte het beeld binnen en gaan via de toegangsdeur de verdachte unit binnen. Om 12:39 uur gaat de deur open en verlaten de drie verdachten de verdachte unit. Om 13:14 uur lopen verdachten [betrokkene 1] , [verdachte] en de nog onbekende vierde verdachte wederom het beeld van de camera binnen en gaan via de toegangsdeur de verdachte unit binnen. Om 15:30 uur gaat de deur open en verlaten de drie verdachten de verdachte unit.
Op 11 mei 2015 om 11:01 uur rijdt een blauwe Mercedes Vito met de achterzijde voor de ingang van de verdachte unit. De onbekende verdachte stapt uit als bestuurder. Er is te zien dat de deur van de verdachte unit opengaat en dat één verdachte naar binnen gaat. Om 11:01 verdwijnt de Mercedes uit beeld. Om 11:02 uur gaat de nog onbekende verdachte eveneens de verdachte unit binnen. Om 11:19 uur gaat de deur open en verlaten de onbekende verdachte en [verdachte] de verdachte unit.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 11 juni 2015, (…), inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] , zakelijk weergegeven:
V: Wanneer is jou verteld dat er een hennepkwekerij zat?
A: Ik denk dat ik dat 1,5 jaar weet. Dat was eind 2013 begin 2014.
V: Wie heeft jou dat verteld?
A: [medeverdachte]
V: Hoe zag het eruit? Zou je een tekening willen maken.
O: De verdachte tekent een plattegrond.
A: Ik ben via de loopdeur naar binnen gegaan. Toen ben ik links af de loods ingegaan. Ik zag dat daar 2 trailers stonden. In de trailers zaten geen hennepplanten, maar het was wel de bedoeling dat die erin kwamen. Ze vertelden dat ze tafeltjes aan het timmeren waren voor de hennepplanten. Ik ben toen langs de trailer gelopen en dan kun je rechts een ruimte ingaan. Ik zag dat daar hennepplanten stonden met allemaal lampen erboven.
V: Hoeveel stonden daar?
A: Heel veel. Het was groen.
V: Ben je er later nog een keer geweest?
A: Ja en toen zaten de trailers vol.
V: Wanneer was dat?
A: Tja. Dat zou begin 2014 zijn geweest.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 11 juni 2015, (…), inhoudende de verklaring van [betrokkene 3] , zakelijk weergegeven:
V: Je zei dat je meerdere keren in het pand was geweest. In hoeveel ruimtes heb je gezien dat er planten stonden?
A: In de trailers en in de ruimtes aan de achterzijde van de gang.
V: Wie heb je allemaal die hennepkwekerij binnen zien gaan?
A: [medeverdachte] , [betrokkene 1] . Het broertje van [medeverdachte] . Ik weet zijn naam niet.
V: We laten je een aantal foto's zien. Foto 1 is [medeverdachte] . Foto 2 is [betrokkene 1] . Foto 3 is [verdachte] .
A: Foto 1 is [medeverdachte] , 100% zeker. Foto 2 is [betrokkene 1] . Foto 3 weet ik niet hoe die heet. Mij is verteld dat dat het broertje is van [medeverdachte] .
V: Wie huurde het pand?
A: [medeverdachte] . [c-straat] te [plaats] .
V: Wanneer is de huur ingegaan?
A: Dat staat in het papier. Dat was oktober 2012 tot heden.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 9 juni 2015, (…), inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
V: Welke gebouwen heb jij op naam?
A: Ik heb in Winsum een pand op naam, [a-straat 1] geloof ik. [betrokkene 3] is de eigenaar van dat gebouw.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 19 juni 2015, (…), inhoudende als verklaring van [medeverdachte] , zakelijk weergegeven:
V: Kun je me vertellen wie [betrokkene 2] is?
A: Deze jongen staat bij ons op het kamp, Ik ga niet zoveel met hem om.
V: En hij gaat met je mee naar de [a-straat] in Winsum.
A: Ja. Staat hij ook op de camera dan?
V: Ja. Jij met [verdachte] en [betrokkene 2] en [betrokkene 1]
A: Jullie hadden wel overal camera's staan.
V: Ja we hadden camera's bij de [C] en bij [a-straat] in Winsum
V: Wie is [betrokkene 1]
A: Ja die ken ik. Die woont ook bij het kamp. Hij gaat ook wel eens mee naar [a-straat] .
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 11 juni 2015, (…), inhoudende als verklaring van [betrokkene 2] , zakelijk weergegeven:
V: Ik heb acht fotoafdrukken bij me van gemaakte cameraopnames in ons onderzoek: Wil je hier naar kijken en verklaren hoe het nu echt zit?
A: Ja, wat moet ik hierop zeggen. Het ligt vast. Jullie zijn echt goed. Ik kan er verder niets anders van maken, hier is het bewijs. Je hebt goed je werk gedaan.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal relaas d.d. 5 oktober 2015, (…), inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Bij de zoeking aan [a-straat 1] te Winsum (Gr) werden de volgende sporendragers veiliggesteld:
AAES1601NL - bemonstering blikje (op afzuigbox op zolder)
AAES1597NL - handschoenen (lag in droogruimte hennep)
Bij het onderzoek naar sporen op de handschoenen werden de volgende bemonsteringen veiliggesteld:
AAIP4080NL - bemonstering linker handschoen van handschoenenpaar (AAES1597NL) AAIP4081NL - bemonstering rechter handschoen van handschoenenpaar (AAES1597NL) AAIP4082NL - bloed aangetroffen in rechter handschoen van handschoenenpaar (AAES1597NL) AAIP4083NL - binnenzijde van de handschoen (AAES1598NL)
Van de bemonstering van het blikje, op afzuigbox op zolder (SIN AAES1601NL) is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel cluster is afkomstig van [medeverdachte] .
De bemonstering van bloed (AAIP4082NL) uit aangetroffen in de rechter handschoen van handschoenenpaar (AAES1597NL), aangetroffen in de droogruimte is een DNA-profiel. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Dit DNA-profiel cluster is afkomstig van [betrokkene 2] .
Van de bemonstering van een linker handschoen AAIP4080NL, aangetroffen in de droogruimte, is een DNA-profiel mengprofiel van minimaal drie personen op verkregen. Het afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man verdachte [betrokkene 2] en DNA-nevenkenmerken van minimaal twee andere personen, waarbij de verdachte [betrokkene 1] niet uit te sluiten is.
Van de bemonstering van een rechter handschoen AAIP4081NL, aangetroffen in de droogruimte, is een DNA-profiel mengprofiel van minimaal twee personen op verkregen. Het afgeleid DNA-hoofdprofiel is afkomstig van een man, verdachte [betrokkene 2] .
Van de bemonstering van een rechter handschoen AAIP4083NL, aangetroffen in de droogruimte, is een DNA-profiel verkregen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Dit DNA- profiel cluster is afkomstig van [verdachte] .
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen beoordeling camerabeelden d.d. 5 mei 2015, (…), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek "Baham" werd er, op grond van artikel 3 van de Politiewet, op 6 mei 2015 een drietal camera's geplaatst op de [b-straat] te Groningen. De opgenomen camerabeelden van de periode 6 mei 2015 t/m 20 mei 2015 zijn door mij bekeken. Uit de beelden is gebleken dat:
- in deze periode is [betrokkene 1] tenminste 11 keer bij [C] geweest;
- in deze periode is [medeverdachte] tenminste 25 keer bij [C] geweest. Tevens is gebleken dat [medeverdachte] van de genoemde 25 keer, tenminste 6 keer in de avonduren en nachtelijke uren in het pand aanwezig was;
- in deze periode is een blauwe Mercedes Vito, kenteken [kenteken 4] , die door alle verdachten wordt gebruikt, 22 keer bij [C] gezien;
- in deze periode is [verdachte] tenminste 7 keer bij [C] geweest;
- in deze periode is [betrokkene 2] 4 keer door een dame bij [C] gebracht en opgehaald.
Alle vier verdachten hebben een sleutel in bezit van het bedrijfspand van [C] , zij maken hier alle vier ook gebruik van. Alle verdachten vervullen een functie binnen het bedrijf [C] . Er worden door hen klanten en leveranciers ontvangen en te woord gestaan. Daarnaast worden goederen in ontvangst genomen en klanten worden geholpen bij het inladen van goederen. Tevens is gebleken dat zowel [medeverdachte] en [verdachte] ook wel 's avonds in het pand aanwezig zijn en soms mensen ontvangen.
Op de camerabeelden van 8 mei 2015 om 12:40 uur, locatie [a-straat 1] te Winsum, is te zien dat verdachten [verdachte] en [betrokkene 1] de vermoedelijke hennepkwekerij verlaten. Circa 25 minuten later, om 13:04 uur parkeert [betrokkene 1] de witte Ford Focus, [kenteken 5], op het terrein van [C] te Groningen. Hierna lopen beide verdachten het kantoor van [C] binnen.
Op 11 mei 2015 om 10:32 uur vertrekt verdachte [betrokkene 2] als bestuurder in de blauwe Mercedes Vito, [kenteken 4] , het parkeerterrein van [C] te Groningen. Verdachte [verdachte] stapt als bijrijder ook in de Mercedes. Vervolgens is op de camerabeelden bij de vermoedelijke hennepkwekerij aan [a-straat 1] te Winsum te zien dat verdachte [betrokkene 2] die dag om 11:01 uur uit een blauwe bestelbus stapt en naar de ingang van de vermoedelijke hennepkwekerij loopt en vervolgens het pand binnen gaat. Om 11:19 uur is te zien dat verdachten [betrokkene 2] en [verdachte] het pand weer verlaten en in de blauwe bestelbus vertrekken. Ruim 36 minuten later, om 11:56 uur parkeert [verdachte] de blauwe Mercedes Vito op het parkeerterrein van [C] aan de [b-straat 1] te Groningen en gaat het kantoor van [C] binnen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2015, (…), inhoudende als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 30 april 2015 raadpleegde ik de website www.[website].nl. Op deze website vond ik de volgende informatie:
Bedrijfsinformatie: [C] Groningen, [b-straat 1] , [postcode] Groningen.
Op de website stonden twee kweekschema's weergegeven over twee soorten grond, namelijk "Terra/soil" en "Hydro I cocos". Beide betreffende 9 weekse schema’s met aangegeven hoeveel ml voedingsmiddel per 100 ml water dient te worden toegevoegd. Op de website was verder een webshop met artikelen m.b.t. irrigatie, voedingsmiddelen, kweektenten, verlichting en elektra. Bij veel van de producten staan prijzen weergegeven, echter ze lijken via de website niet te bestellen / of te betalen.
In de vestiging van [C] zijn diverse hennep gerelateerde handelsgoederen aangetroffen en in beslag genomen ter verbeurdverklaring. Onder andere werden armaturen, koolstoffilters, slakkenhuizen/kistventilatoren, temperatuurregelaars, groeimiddelen en groeitenten in beslag genomen. Van de inbeslagname is een inventarisatielijst goederen artikel 11a Opiumwet opgemaakt.
Op 30 april 2015 heeft de officier van justitie (...) op grond van artikel 126nd van het Wetboek van Strafvordering van de ING Bank NV gevorderd historische gegevens te verstrekken. (...) ING Bank heeft afschriften verstrekt van de bankrekening [rekeningnummer] t.n.v. Tuincentrum [C] Groningen BV strekkende de periode 5-12-2013 t/m 9-6-2015. De inkomsten op de bankrekening in deze periode betreffen voornamelijk zestien contante stortingen van in totaal € 100.015.
De bevindingen tonen aan dat de administratie organisatie van [C] het mogelijk maakt dat de onderneming wordt gebruikt voor het faciliteren van bedrijfsmatige en/of grootschalige hennepteelt en dat het doel van de onderneming kennelijk anders is dan het op legale en duurzame wijze maken van winst.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte inventarisatielijst goederen artikel 11a Opiumwet d.d. 9 juni 2015 (…), zakelijk weergegeven:
Adres van inbeslagname: [b-straat 1]
Plaats van inbeslagname: Groningen
Datum: 09-06-2015
- 92 armaturen
- 3 snelheidsregelaars
- 5 koolstoffilters
- 2 luchtafzuigers
- 7 slakkenhuizen
- 34 ventilatoren
- 12 temperatuurventilatieregelaars
- 12 water-, beluchting- en dompelpompen
- 607 groeimiddelen
- 24 hygro-ph/ec- en thermometers
- 49 knipbenodigdheden
- 12 groeitenten
- 4 droogrekken
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2015, (…), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Opgemerkt wordt dat op de inventarisatielijst staat dat er 92 armaturen in beslag genomen zijn, echter dit is een rekenfout. Uit de beschrijving is op te maken dat het 3 x 8 armaturen betreft van het type R641 en 9 x 8 van het type R640, derhalve in totaal 96 armaturen.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2015, (…), inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op het adres [b-straat 1] te Groningen werd een groot aantal kweekbenodigdheden aangetroffen voor de professionele hennepteelt. Dit betrof onder andere grote hoeveelheden:
- voedingssupplementen van diverse merken, zoals Canna, Gout, Plagron, [C] en House & Garden;
- teelaarde, diverse producten van het merk [C] ;
- snelheidsregelaars, koolstoffilters, luchtafzuigers, flexibele luchtslang, slakkenhuisventilators, ventilatoren temperatuurventilatieregelaars o.a. Opticlimate, water- en/of dompelpompen, hygro-ph/ec en thermometers, watertonnen, armaturen, groeitenten en droogrekken;
- Folders Kera/Califomia, verkoopcatalogus met betrekking tot hennepzaden van diverse soorten. Hierin is onder andere vermeld: hoe lang de kweek duurt, binnen of buiten kweek, moeilijkheid kweken, opbrengst, hoogte, effect op gebruiker. Kweekschema [C].
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2015, (…), inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Uit de verbandcontrole blijkt dat in de periode tussen de start van de onderneming en de doorzoeking substantiële hoeveelheden hennepgerelateerde handelsgoederen aan [C] zijn geleverd en op niet gebruikelijke wijze zijn onttrokken aan de voorraad van de onderneming.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juli 2015, (…), inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op het adres [a-straat 1] te Winsum werden in de hennepkwekerij een aantal goederen aangetroffen. Soortgelijke goederen werden door verbalisanten in het bedrijf [C] aan de [b-straat 1] te Groningen aangetroffen.
Het betrof hier de volgende goederen:
- ventilatoren, merk Hurricane
- droognetten
- watertonnen
- teelaarde, onder ander merk [C] en Atami
- kistventilator
- groeitent, kleur zwart
- flexibele luchtslang
- regelunit Opticlimate
- voedingssupplementen, onder andere Canna
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (…) d.d. 19 augustus 2015, (…), inhoudende als relaas van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 6 juli 2015 heeft het onderzoeksteam BAHAM van het RIEC twee rapportages ontvangen inzake bedrijfsbezoeken van de Belastingdienst aan [C] . Samengevat bevatten deze de volgende bevindingen:
Bedrijfsbezoek d.d. 9 oktober 2014
Controleur heeft gesproken met directeur [verdachte] (belastingplichtige) en [betrokkene 4] van Administratiekantoor [D]. De feitelijke bedrijfsactiviteit bestaat uit de exploitatie van een growshop (detailhandel in kwekerijbenodigdheden). [C] is een onderneming waar verdachte [verdachte] enig aandeelhouder en bestuurder van is, de onderneming heeft geen personeel in dienst. Bij [C] wordt geen voorraadadministratie bijgehouden. Het ontvangen van en betalen voor goederen van leveranciers, dan wel het uitgeven van en ontvangen van geld voor goederen aan bezoekers, maken deel uit van de rechtshandeling koop welke de rechtspersoon [C] BV door middel van overeenkomst bindt aan een derde partij. Op diverse dagen blijkt dat [verdachte] niet aanwezig in [C] , echter [medeverdachte] , [betrokkene 2] of [betrokkene 1] wel, zowel binnen als buiten de openingstijden van de onderneming. Op 8, 9, 11, 16, 18, 20, 27 en 29 mei 2015 ontvangen zij daarbij kennelijk bezoekers en leveringen.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2015, (…), inhoudende als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven:
V: Hoe verdien jij je geld?
A: Met mijn zaak, [C] . We leveren tuinaarde, Grow spullen. Ik heb geen personeel.
20. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 juni 2015, (…), inhoudende als verklaring van [verdachte] , zakelijk weergegeven:
V: Wie hebben er allemaal een sleutel van de [b-straat] ?
A: Ik en soms mijn broer [medeverdachte] .
V: We weten dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ook wel eens binnen komen met de sleutel bij jouw zaak. A: Het kan zijn dat ik wel eens wat goederen ben gaan halen en dat [betrokkene 2] dan alvast naar binnen gaat.
21. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 16 april 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Ik ben wel betrokken bij de hennepkwekerij. (...) Ik had het aan het einde financieel best goed. Het geld had ik met de hennep verdiend. (...) Het zal twintig tot dertig duizend euro zijn geweest. Misschien ook wel veertigduizend. (...) Ik kwam in de schulden bij [betrokkene 3] . Ik huurde een pand van [betrokkene 3] en die kon ik niet meer betalen. [betrokkene 3] zei dat hij toch zijn geld moest hebben en stelde voor om te gaan kweken. Het liep allemaal niet zoals gepland en toen heb ik [betrokkene 1] gevraagd om mij te helpen. Zo zijn we begonnen. Dat was eind 2013 begin 2014. In het beginnen liep het allemaal niet zoals het zou moeten. Later was het resultaat beter. De eerste twee oogsten gingen mis. Toen kregen we het onder de knie. Ik kwam uit de schulden weg en toen zijn [betrokkene 3] , [betrokkene 1] en ik geld gaan verdienen. We hebben uitgebreid van één naar twee ruimtes en toen kwamen daar de trailers bij.
Het klopt dat [verdachte] er wel kwam. Hij is er één of twee keer geweest om te helpen omdat ik met mijn astma zat. (...) [betrokkene 2] is er ook wel geweest. Dat was ook één of twee keer.
Ik haalde de spullen voor de kwekerij op verschillende plekken. In het begin hebben we het bij een growshop in Oosterpark gehaald. [verdachte] had toen nog niet zijn bedrijf. Later heb ik ook weleens wat bij mijn broer gekocht.
22. De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 16 april 2021, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat ik een tuincentrum ben gestart en dat ik absoluut geen verstand van tuinieren heb. (...) Ik ben alleen betrokken geweest bij de laatste oogst. (...) Dat waren de laatste twee maanden. Ik heb geholpen met het eruit halen van de oude aarde en het erin doen van de nieuwe aarde. Ik heb ook de stekjes erin gedaan.’
8. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 16 april 2021 heeft de raadsman het woord tot verdediging gevoerd. Daarbij heeft hij onder meer het volgende aangevoerd:
‘In deze zaak gaat het vooral over de rol van mijn cliënt en hoe die geduid moet worden. Deze zaak speelt zich af toen mijn cliënt achttien tot twintig jaar oud was. Hij was ‘het broertje van’ en hij had geen idee waar hij mee bezig was. Zijn rol in het geheel moet ook zo worden gezien. Als ik die rol koppel aan feit 1 en feit 2 zoals die zijn tenlastegelegd en het toetsingskader dat er voor ligt dan kan je de stap van medeplichtigheid naar medeplegen niet maken. In essentie gaat het om de vraag of er sprake is van een wezenlijke bijdrage. Van een intellectuele bijdrage blijkt niet. Het gaat dus om de materiële bijdrage. Mijn cliënt heeft geen rol gehad in de voorbereiding en van een taakverdeling is ook niet echt sprake. Kijkend naar de bewijsmiddelen van de rechtbank dan kun je daar ook niet uit vaststellen dat sprake is van een aanzienlijke materiële bijdrage en dat zijn bijdrage anders zou zijn geweest dan mijn cliënt hier vandaag heeft verklaard, namelijk dat hij in de eindfase heeft geholpen. Hij heeft ondersteunende werkzaamheden verricht. Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van mijn cliënt. U heeft hem vandaag ook gevraagd naar de foto waarop een man met drie vrouwen is te zien. Dat was mijn cliënt. Dat wijst alles op knippen. In die fase is hij erbij geweest. Ik wijs op een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2017:4298. Daar gaat het over het knippen en het aanleveren van materialen. Die bijdrage is niet voldoende om tot medeplegen te komen. In dit geval is de rol van mijn cliënt eerder een vorm van medeplichtigheid. Er is geen bewijs voor medeplegen. Daarvan moet hij worden vrijgesproken. Daarbij benadruk ik dat mocht uw hof tot een bewezenverklaring komen dat de periode beperkt moet worden. Er zijn beelden in het dossier van april en mei waarin mijn cliënt voor het eerst opduikt. Voor die tijd is er helemaal niets. Het ligt feitelijk wel binnen de tenlastegelegde periode maar voor de ontnemingsvordering is het wel van belang.
Met betrekking tot feit 2 sluit ik aan bij het voorgaande. Als je medeplichtig bent geweest bij een hennepkwekerij dan wil dat nog niet zeggen dat je mede-eigenaar bent van de opbrengst. Het dossier biedt daarvoor ook geen enkele aanwijzing zodat mijn cliënt ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.’
9. Het hof heeft in het bestreden arrest de volgende bewijsoverwegingen opgenomen (met weglating van een voetnoot):
‘Overweging met betrekking tot het bewijs
Aan de verdachte is een vijftal feiten tenlastegelegd. Het hof zal eerst een algemeen kader schetsen van het opsporingsonderzoek en de verdenkingen die zijn gerezen. Vervolgens zal het hof de feiten bespreken. De gebezigde bewijsmiddelen zullen in de eventueel later op te maken aanvulling op dit arrest worden opgenomen.
Op 18 oktober 2014 wordt een politieagent in privétijd aangesproken door een onbekende man die meldt dat het in de loods, waarin ook metselbedrijf [E] is gevestigd, niet pluis is. Deze loods is gevestigd op [a-straat] te Winsum. Naar aanleiding van die melding worden op 28 oktober 2014 en 22 april 2015 metingen uitgevoerd met een warmtebeeldcamera. Bij beide metingen blijkt dat in het betreffende pand een warmtebron aanwezig is. Op 21 november 2014 is per helikopter een warmtemeting gedaan waaruit is gebleken dat, bezien vanaf de voorkant van het perceel, aan de rechterachterzijde van het perceel, een warmtebron duidelijk zichtbaar is. Verder zijn er twee netmetingen verricht door netbeheerder Enexis. De eerste periode betrof 12 november 2014 tot en met 18 november 2014. De eerste drie dagen was sprake van een positieve meting. De tweede meting betrof de periode 13 januari 2015 tot en met 18 januari 2015. Ook deze meting was positief. In verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij zijn op 16 december 2014 twee camera’s geplaatst bij het pand [a-straat 1] te Winsum. Naar aanleiding van de cameraobservaties worden vier personen als verdachte aangemerkt, namelijk: [medeverdachte] , [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Zij komen met regelmaat, ook in wisselende samenstelling, bij het betreffende pand. In verband met de gerezen verdenking is ten aanzien van deze verdachten een financieel onderzoek uitgevoerd. Daaruit is gebleken dat de waargenomen stortingen en/of uitgaven van de verdachten niet in verhouding staan tot de bij de belastingdienst bekende inkomens.
Op 22 januari 2015 wordt TCI informatie bekend inhoudende dat in het perceel waar ook tuincentrum [C] is gevestigd een hennepkwekerij zit. Dit is aan de [b-straat 1] te Groningen. Eigenaar van het tuincentrum is medeverdachte [verdachte] . In de periode van 28 januari 2015 tot en met 9 februari 2015 is een netmeting uitgevoerd. Dit betrof een negatieve meting. Daarnaast heeft op 6 april 2015 een warmtemeting plaatsgevonden. Uit deze meting bleek dat er een warmtebron in het pand aanwezig was. In verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij en om te kijken of er voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van softdrugs werden verricht, zijn er camera’s geplaatst op het perceel [b-straat 1] . Uit deze beelden blijkt dat [betrokkene 2] in de periode van 6 mei 2015 tot en met 20 mei 2015 meerdere malen bij het pand wordt gebracht of opgehaald door zijn vrouw. Op de beelden is verder te zien dat A. [verdachte] in de betreffende periode 25 keer bij [C] is geweest, waarvan zes keer in de nachtelijke uren. [betrokkene 1] is 11 keer bij [C] geweest. Voorts blijkt uit de camerabeelden van de [b-straat] en de camerabeelden van [a-straat] dat er goederen van de [b-straat] worden gebracht naar de hennepkwekerij aan [a-straat] . Ook in de periode van 21 mei 2015 tot en met 3 juni 2015 komen de verdachten diverse malen bij [C]. Het onderzoeksteam heeft voorts opgemerkt dat door iedere verdachte klanten en/of leveranciers worden ontvangen en te woord gestaan. Ook worden er goederen in ontvangst genomen en worden klanten geholpen bij het inladen van goederen. Ook ten aanzien van dit bedrijf heeft een financieel onderzoek plaatsgevonden. Daaruit is gebleken dat tot 30 april 2015 de inkomsten op de rekening van het bedrijf voornamelijk hebben bestaan uit 16 contante stortingen ter waarde van in totaal € 100.015,-.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde verdenking heeft op 9 juni 2015 een zogenoemde actiedag plaatsgevonden. Op die dag wordt in Winsum aan [a-straat 1] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In vier kweekruimten werden in totaal 1014 hennepplanten aangetroffen. Op de zolder werd een ingerichte hennep-kweektent aangetroffen met een capaciteit van ongeveer 100 planten. Deze kweektent was niet in werking. Op de begane grond werd een hennep-droogruimte aangetroffen waar 13.703 gram natte henneptoppen lagen te drogen. In het tuincentrum [C] worden diverse goederen aangetroffen die de professionele kweek van hennep mogelijk maken. Verder zijn diverse woningen doorzocht. Daar zijn diverse luxe goederen aangetroffen en wapens en munitie.
Feit 1 en feit 2
De verdachte wordt - kort gezegd - verweten dat hij, samen met anderen, beroeps- of bedrijfsmatig hennep heeft geteeld.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerij niet ontkend.
Oordeel van hel hof
Bij de vaststelling van hetgeen beroeps/bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren een rol: de schaalgrootte van de teelt, de hoeveelheid planten; in ieder geval meer dan vijf, het soort perceel waarop geteeld wordt, indicatoren met betrekking tot belichting, verwarming, bevloeiing, enzovoorts, alsmede de rol van de verdachte. Is er bijvoorbeeld sprake van het gedurende langere tijd investeren in het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen? Met teelt wordt bedoeld het gehele productieproces vanaf het laten groeien van hennepplanten of-stekken tot en met de verkoop en aflevering van het eindproduct.
Door de verbalisanten zijn twee identieke trailers aangetroffen die professioneel waren ingericht en waarin totaal 1041 hennepplanten stonden. Daarnaast waren er nog twee volledige ingerichte kweekruimten waarin respectievelijk 268 en 230 hennepplanten stonden. In de loods was nog een ruimte met een kweektent waarin resten lagen van gerooide hennepplanten. Deze kweektent had ruimte voor 69 hennepplanten. Verder was er nog een droogruimte waarin 13.703 gram natte hennep is aangetroffen. Alleen al gelet op de hoeveelheid aangetroffen hennep en de wijze waarop de kwekerij was ingericht, met onder andere twee trailers die makkelijk verplaatsbaar zijn bij risico op ontdekking, is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van bedrijfsmatige teelt. Daarnaast heeft de aangetroffen hennepkwekerij een hoge mate van professionaliteit gelet op de volgende omstandigheden:
- kunstlicht op tijdklokken;
- centraal geregeld bevloeiingssysteem;
- isolatie met betrekking tot daglicht en temperatuur;
- afzuiging naar buiten;
- thermostaat-gestuurde verwarming en
- CO2-gestuurde installatie.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat er sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan wel van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het hof van oordeel dat sprake is van medeplegen met de medeverdachten [medeverdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Het hof stelt vast dat de medeverdachten [medeverdachte] en [betrokkene 1] de hennepkwekerij (mede) hebben opgezet. Daarnaast is het hof van oordeel dat ook sprake is van medeplegen met de verdachte [betrokkene 2] . Verdachte en [betrokkene 2] worden in de periode dat er met camera’s wordt geobserveerd, meerdere malen bij de hennepkwekerij gezien. Verdachte heeft verklaard dat hij vooral de laatste periode, voordat de kwekerij werd ontmanteld, bij de kwekerij betrokken was. Op verzoek van zijn broer, [medeverdachte] , heeft hij hennepstekjes geplant en hennep geknipt. Medeverdachte [betrokkene 2] heeft zijn betrokkenheid bij de kwekerij ontkend. Hij heeft over zijn aanwezigheid verklaard dat hij in de betreffende loods is geweest om kabels (met koper) te pellen en om kleding en eten te brengen. Deze verklaring acht het hof ongeloofwaardig gelet op de keren dat de verdachte door het onderzoeksteam bij de loods is gezien en meer in het bijzonder, vanwege het feit dat in de loods, in de ruimte waar hennep werd gedroogd, handschoenen zijn aangetroffen met aan hem gerelateerde DNA-sporen. Voor het bewijs van het medeplegen en de daarvoor vereiste nauwe en bewuste samenwerking acht het hof ten slotte ook relevant dat verdachte en de medeverdachten niet alleen betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [a-straat] , maar ook bij Tuincentrum [C] en de onder 3 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van hennepteelt, zoals hierna bij feit 3 zal worden besproken. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof vast dat sprake is geweest van samenhang en verwevenheid van de door de verdachte en de medeverdachten verrichte activiteiten ten behoeve van de hennepkwekerij en de voorbereidingshandelingen ten aanzien van de hennepteelt.
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt en verwerkt (feit 1) respectievelijk aanwezig heeft gehad (feit 2).’

Bespreking van het eerste middel

10. De steller van het middel wijst erop dat het hof overweegt dat verdachte ‘heeft verklaard dat hij vooral de laatste periode, voordat de kwekerij werd ontmanteld, bij de kwekerij betrokken was. Op verzoek van zijn broer, [medeverdachte] , heeft hij hennepstekjes geplant en geknipt’. Het hof zou deze verklaring niet als ongeloofwaardig terzijde hebben geschoven en deze verklaring zou ook niet worden weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. De steller van het middel meent dat een ‘dergelijke materiële bijdrage zonder nadere motivering onvoldoende (is) om tot de vaststelling van medeplegen te komen’.
11. Uit rechtspraak van Uw Raad volgt dat de kwalificatie ‘medeplegen’ slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, rust op de rechter de taak om een bewezenverklaring van medeplegen in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging nauwkeurig te motiveren. Daarbij kan de rechter rekening houden met onder meer ‘de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip’. [1]
12. Het hof heeft in het bestreden arrest onder het kopje ‘Overweging met betrekking tot het bewijs’ eerst de aanvang van het opsporingsonderzoek geschetst en de verdenkingen die daarin zijn gerezen. Het hof heeft in dat kader vastgesteld dat in verband met de mogelijke aanwezigheid van een hennepkwekerij op 16 december 2014 twee camera’s zijn geplaatst bij het pand [a-straat 1] te Winsum. En dat naar aanleiding van de cameraobservaties vier personen als verdachten zijn aangemerkt, namelijk: [medeverdachte] , de verdachte, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Het hof heeft vastgesteld dat zij met regelmaat en ook in wisselende samenstelling bij het betreffende pand komen. Vervolgens stelt het hof vast dat op 22 januari 2015 TCI informatie bekend wordt inhoudende dat in het perceel waar ook tuincentrum [C] is gevestigd ( [b-straat 1] in Groningen) een hennepkwekerij zit. Verdachte is de eigenaar van het tuincentrum. Het hof overweegt dat uit camerabeelden blijkt dat er goederen van de [b-straat] naar de hennepkwekerij aan [a-straat] worden gebracht. En dat de verdachten ook in de periode van 21 mei 2015 tot en met 3 juni 2015 diverse malen bij [C] komen.
13. In verband met het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde medeplegen overweegt het hof dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat sprake is van medeplegen met de medeverdachten [medeverdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Het hof stelt vast dat de medeverdachten [medeverdachte] en [betrokkene 1] de hennepkwekerij (mede) hebben opgezet. En dat de verdachte en [betrokkene 2] in de periode dat er met camera’s is geobserveerd meermalen bij de hennepkwekerij zijn gezien. Het hof overweegt voorts dat de verdachte heeft verklaard ‘dat hij vooral de laatste periode, voordat de kwekerij werd ontmanteld, bij de kwekerij betrokken was’ en dat hij op verzoek van zijn broer, [medeverdachte] hennepstekjes heeft geplant en geknipt. Voor het bewijs van het medeplegen heeft het hof tevens relevant geacht dat de verdachte en de medeverdachten ‘niet alleen betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [a-straat] , maar ook bij Tuincentrum [C] en de onder 3 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van hennepteelt’. Het hof stelt vast ‘dat sprake is geweest van samenhang en verwevenheid van de door de verdachte en de medeverdachten verrichten activiteiten ten behoeve van de hennepkwekerij en de voorbereidingshandelingen ten aanzien van de hennepteelt’.
14. Met de steller van het middel meen ik dat het hof de verklaring van de verdachte dat hij vooral de laatste periode, voordat de kwekerij werd ontmanteld, bij de kwekerij betrokken was en dat hij op verzoek van zijn broer, [medeverdachte] hennepstekjes heeft geplant en geknipt, niet als ongeloofwaardig terzijde heeft geschoven en dat deze verklaring ook niet wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Naar het mij voorkomt staat dit evenwel niet in de weg aan een bewezenverklaring van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen. Daarbij wijs ik er om te beginnen op dat [betrokkene 3] , eigenaar van het perceel in Winsum (bewijsmiddel 7), heeft verklaard dat hem eind 2013, begin 2014, is verteld ‘dat er een hennepkwekerij zat’ (bewijsmiddel 5). De onder 1 bewezenverklaarde periode loopt van 12 november 2014 tot en met 9 juni 2015 en ziet daarmee (ook) op ‘de laatste periode, voordat de kwekerij werd ontmanteld’. Uit ’s hofs overweging volgt niet dat de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt op dat perceel zich volgens het hof beperkte tot het (bij de laatste oogst) ‘eruit halen van de oude aarde en het erin doen van de nieuwe aarde’ en het erin doen van de stekjes (bewijsmiddel 22). Daaruit heeft het hof, zo begrijp ik, afgeleid dat de verdachte bij de laatste oogst uitvoeringshandelingen heeft verricht die in verband met het onder 1 bewezenverklaarde van bijzonder belang zijn.
15. Het hof heeft daarbij niet volstaan met een overweging die op de verklaring van de verdachte ziet. Het hof overweegt dat de verdachte en de medeverdachten ‘met regelmaat, ook in wisselende samenstelling’, bij het pand [a-straat 1] in Winsum komen. Die overweging vindt wat de verdachte betreft steun in de bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de verdachte tussen 2 april 2015 en 11 mei 2015 zeven keer (met anderen) bij het pand is gesignaleerd (bewijsmiddel 4). En het hof wijst erop dat ‘verdachte en de medeverdachten niet alleen betrokken zijn geweest bij de hennepkwekerij aan [a-straat] , maar ook bij de onder 3 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen bij Tuincentrum [C] en de onder 3 tenlastegelegde voorbereidingshandelingen ten aanzien van de hennepteelt’.
16. De steller van het middel voert aan dat feit 3 betrekking heeft op voorbereidingshandelingen van na 1 maart 2015, omdat op die datum de strafbaarstelling van kracht werd. Onder 1 is de periode tussen 12 november 2014 en 9 juni 2015 bewezenverklaard. Aan het bewijs van het tenlastegelegde medeplegen in de periode van 12 november 2014 tot 1 maart 2015 zou de veroordeling voor feit 3 niet kunnen bijdragen. Nu er met betrekking tot die periode ook verder geen bewijsmiddelen zouden zijn waaruit blijkt van betrokkenheid van de verdachte, zou een veroordeling voor deze periode niet toereikend zijn gemotiveerd.
17. Ten laste van de verdachte is onder 3 bewezenverklaard dat:
‘hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 juni 2015 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, in een pand aan de [b-straat 1] stoffen en voorwerpen heeft te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of voorhanden gehad, te weten
- 96 armaturen
- 3 snelheidsregelaars
- 5 koolstoffilters
- 2 luchtafzuigers
- 7 slakkenhuizen
- 34 ventilatoren
- 12 temperatuurventilatieregelaars
- 12 water-, beluchting- en dompelpompen
- 607 groeimiddelen
- 24 hygro-ph/ec- en thermometers
- 49 knipbenodigdheden
- 12 groeitenten
- 4 droogrekken
en gegevens voorhanden heeft gehad, te weten kweekschema's betreffende informatie met betrekking tot hennepzaken en materialen voor de beroeps- of bedrijfsmatige hennepkweek, waarvan hij en zijn mededaders wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
18. De bewezenverklaring van feit 3 steunt op dezelfde in de aanvulling opgenomen bewijsmiddelen als de bewezenverklaringen van feit 1 en feit 2.
19. De steller van het middel miskent naar het mij voorkomt dat de bewezenverklaring van een bepaalde periode niet betekent dat de verdachte gedurende die gehele periode de verweten handelingen heeft verricht. [2] Daar komt bij dat de omstandigheid dat de onder 3 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen op de periode van 1 maart 2015 tot en met 9 juni 2015 zien, niet meebrengt dat het hof aan (de bewijsvoering van) dit feit geen aanwijzingen heeft kunnen ontlenen die tevens op daaraan voorafgaande maanden zien.
20. Ik wijs wat die bewijsvoering betreft op de aanwijzingen die volgen uit de camerabeelden die tussen 6 mei 2015 en 20 mei 2015 op de [b-straat] in Groningen zijn gemaakt (bewijsmiddel 11). En op de aanwijzingen die uit de historische gegevens van de bankrekening van [C] in de periode van 5 december 2013 tot en met 9 juni 2015 volgen (bewijsmiddel 12). Ook de bewijsmiddelen 15, 16, 17, 18, 19 en 20 bevatten aanwijzingen inzake de bedrijfsvoering van [C] die het hof, gelet op de (daaruit sprekende) ‘samenhang en verwevenheid van de door de verdachte en de medeverdachten verrichte activiteiten ten behoeve van de hennepkwekerij en de voorbereidingshandelingen ten aanzien van de hennepteelt’ kennelijk mede ten grondslag heeft gelegd en heeft kunnen leggen aan het oordeel dat de verdachte het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tezamen en in vereniging met de medeverdachten heeft gepleegd.
21. Al met al meen ik dat het hof het onder 1 en 2 bewezenverklaarde medeplegen uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden en de bewezenverklaring onder 1 en 2 toereikend met redenen heeft omkleed.
22. Het eerste middel faalt.

Bespreking van het tweede middel en afronding

23. Het
tweedemiddel bevat de klacht dat het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM is geschonden aangezien de stukken van het geding niet binnen acht maanden nadat het cassatieberoep is ingesteld naar de griffie van de Hoge Raad zijn verzonden.
24. Namens de verdachte is op 12 mei 2021 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 28 januari 2022 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. Dit betekent dat de inzendtermijn van acht maanden met zestien dagen is overschreden. Dat dient tot strafvermindering te leiden.
25. Het tweede middel slaagt.
26. Het eerste middel kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Het tweede middel slaagt. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
27. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474,
2.Vgl. HR 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3728,