ECLI:NL:PHR:2022:1255

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
21/04656
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/04656
Zitting29 november 2022

CONCLUSIE

A.E. Harteveld
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de verdachte
De verdachte is bij arrest van 27 oktober 2021 door het gerechtshof Den Haag wegens
1. opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
2. feitelijk leiding geven aan het opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3. feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
4. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
5. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd; en
6. valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en M.K. Bhadai, advocaat te 's‑Gravenhage, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het onderhavige cassatieberoep merk ik het volgende op. De aanzegging ingevolge artikel 435 lid 1 Sv is op 25 juni 2022 in persoon aan de verdachte betekend. Artikel 437 lid 2 Sv schrijft voor dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, binnen twee maanden na betekening van de aanzegging als bedoeld in artikel 435 lid 1 Sv, door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie wordt ingediend. De schriftuur is, naar aanleiding van de brief betreffende de mededeling rechtsdag gedateerd 7 september 2022, eerst ingekomen op 14 oktober 2022.
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van artikel 437 lid 2 Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen. Hetgeen door de raadsman in de begeleidende brief bij de schriftuur is aangevoerd – onder meer dat hij “geen kopie aanzegging of andere brief van de Hoge Raad [heeft] ontvangen en niet eerder op de hoogte [was] van de aanzegging” – doet hier, gelet op het bepaalde in artikel 36g lid 3, aanhef en onder d, Sv, niet aan af. Daarbij merk ik nog op dat de raadsman zich eerst op 20 september 2022 bij de Hoge Raad heeft gesteld.
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG