Conclusie
1.Het cassatieberoep
2.De procesgang met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij
De Rechtbank heeft dit verweer verworpen nu [betrokkene 1] ter zitting heeft verklaard dat van de goederen die zijn teruggegeven de verpakkingen ontbraken, stuk waren of waren voorzien van stickers van de politie.
Uit de foto’s in het dossier, waarbij ik ook verwijs naar de foto bij de verklaring van [betrokkene 2] naar aanleiding van de vragen van de verdediging, blijkt dat de verpakkingen zonder schade en in folie verpakt zijn aangetroffen. Indien die verpakkingen bij teruggave inderdaad onverkoopbaar is geworden dan is dat enerzijds kennelijk schade geweest die de politie aan die goederen heeft veroorzaakt, en dat dient dan niet voor rekening van cliënt te komen, maar had de benadeelde partij anderzijds die goederen ofwel niet moeten accepteren of de wijze waarop die goederen in ontvangst zijn genomen aan moeten tekenen op het ontvangstbewijs. Nu de benadeelde partij die goederen gewoon in ontvangst heeft genomen (beslagdossier blz 15 e.v.), kan niet worden bewezen dat die goederen onverkoopbaar waren, en dient de schade derhalve hiermee te worden verminderd. Dat leidt tot het hiervoor geformuleerde standpunt dat [nadere] bewijslevering zal leiden tot een onevenredige belasting, hetgeen dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van dit gedeelte van de vordering.”
(…)
Ik weet niet uit mijn hoofd hoeveel verpakkingen parfum er zijn gestolen; ik geloof tussen de 600 en 800. Ik heb een schoenendoos teruggekregen met 18 verpakkingen parfum, waar de folie vanaf was en waarvan de verpakking beschadigd was doordat er een sticker van de politie op was geplakt.
(…)
(…) [betrokkene 1] heeft opgemerkt dat er 18 verpakkingen parfum zijn teruggegeven. Dat staat niet in verhouding tot wat er is gestolen.
De raadsman voert het woord in dupliek:
(…) De flesjes parfum die aan [betrokkene 1] zijn teruggegeven, zien er op de foto’s in het dossier nog goed uit. Kennelijk is er na de inbeslagname van alles mee gebeurd. Ik vind niet dat cliënt daarvoor op moet draaien. (…)”
Vordering van de benadeelde partij DA Drogist Buitenhof (feit 2)De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.227,77 aan materiële schade. De vordering bestaat uit de volgende schadeposten:
a) overzicht gestolen goederen eerste inbraak € 6.834,30
b) kosten noodreparatie binnendeur € 2.447,58
c) kosten controle en reparatie inbraakalarm € 569,49
d) kosten reparatie kluis in kantoor € 97,25
e) kosten opnieuw stickeren ruiten voordeur € 303,55
g) kosten noodreparatie twee inbraak € 618,83
h) kosten reparatie schuifdeuren tweede inbraak € 308,00
i) kosten noodreparatie eerste inbraak € 720,83
j) kosten reparatie schuifdeuren eerste inbraak € 190,00
k) overzicht gestolen goederen tweede inbraak € 4.534,14
l) kosten opruimen glas (tweemaal acht uren loonbetaling) € 192,00
Door de benadeelde partij is verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen tot € 17.277,77. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
(…)
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding het volgende aangevoerd.
(…)
Teruggegeven goederenDe vordering dient te worden verminderd met de waarde van de goederen die aan de benadeelde partij zijn teruggegeven door de politie. Niet kan worden bewezen dat die goederen onverkoopbaar waren, nu uit de foto’s uit het dossier is gebleken dat de verpakkingen zonder schade en in folie verpakt zijn aangetroffen. Indien de verpakkingen bij teruggave onverkoopbaar waren geworden, is die schade kennelijk door de politie veroorzaakt. Dat dient niet voor rekening van de verdachte te komen. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op nu het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden, zodat de vordering voor dit deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
(…)
Oordeel van het hof(…)
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft kleden tot een bedrag van € 17.277,77. De verdachte is samen met zijn mededader(s) tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Het hof ziet geen aanleiding om de vordering te verminderen met de waarde van de goederen die aan de benadeelde partij zijn teruggegeven door de politie. Namens de benadeelde partij is meegedeeld dat slechts achttien flessen parfum zijn geretourneerd, die onverkoopbaar waren omdat verpakkingen ontbraken of voorzien waren van stickers van de politie. Van enige restwaarde was daarom geen sprake. Dit is op zichzelf onweersproken gebleven. Het hof rekent de omstandigheid dat deze flessen onverkoopbaar bleken de verdachte aan, aangezien dit in de eerste plaats door zijn handelen is veroorzaakt, zodat er een rechtstreeks verband is tussen het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte en ook de op dit punt geleden schade. (…)”
Vordering van de benadeelde partij DA Drogist BuitenhofWijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij DA Drogist Buitenhof ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 17.227,77 (zeventienduizend tweehonderdzevenentwintig euro en zevenenzeventig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd DA Drogist Buitenhof, ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.227 77 (zeventienduizend tweehonderdzevenentwintig euro en zevenenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 121 (honderdeenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 juli 2016.”
3.Juridisch kader
Art. 51f Sv bepaalt dat diegene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit, zich als benadeelde partij kan voegen in het strafproces met een vordering tot vergoeding van die schade. Op die vordering van de benadeelde partij is het materiële burgerlijk recht van toepassing. Los van een door de benadeelde partij ingestelde vordering kan de rechter ambtshalve de in art. 36f, eerste lid, Sr bedoelde schadevergoedingsmaatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Deze maatregel komt hierna onder 2.9 kort aan de orde.
4.Beoordeling van het middel
onweersprokenis gebleven dat geen geen sprake is van restwaarde, onbegrijpelijk is. Dit oordeel sluit immers niet aan bij de primaire stelling van de verdachte dat uit het dossier volgt dat de verpakkingen van de flesjes ten tijde van de inbeslagneming niet beschadigd waren en dat uit het (beslag)dossier (p. 15-17) volgt dat de benadeelde partij een bewijs van ontvangst heeft getekend waarin tot teruggave van 18 parfumflesjes is overgegaan en de benadeelde partij daarbij niet heeft gemeld dat ‘de folie er vanaf was’ en de verpakking beschadigd was doordat er een sticker van de politie op was geplakt.