ECLI:NL:PHR:2022:273

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
21/00594
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en afwijzing aanhoudingsverzoek in samenhangende strafzaak

In deze zaak, die betrekking heeft op profijtontneming, is het verzoek tot aanhouding van de niet-gemachtigde raadsvrouw afgewezen door het hof. De reden voor de afwijzing was dat de aangevoerde omstandigheid, namelijk dat de verdachte mogelijk in het buitenland verblijft, niet aannemelijk was gemaakt. De conclusie van de procureur-generaal, D.J.C. Aben, strekt tot verwerping van het beroep, mede in samenhang met de conclusie in de gerelateerde strafzaak (21/00596). De betrokkene was eerder door het hof 's-Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard in het beroep dat namens hem was ingesteld. De advocaat-generaal heeft in zijn conclusie aangegeven dat het middel, dat een motiveringsklacht bevat over de afwijzing van het aanhoudingsverzoek, faalt wegens gebrek aan belang. Dit middel is gelijkluidend aan het middel in de samenhangende strafzaak en betreft dezelfde afwijzende beslissing van het hof. De procureur-generaal heeft geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak zouden moeten leiden. De conclusie is dat het beroep verworpen dient te worden.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer21/00594 P
Zitting8 februari 2022

CONCLUSIE

D.J.C. Aben
In de zaak
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de betrokkene.
1. De betrokkene is bij arrest van 1 februari 2021 door het hof 's-Hertogenbosch niet-ontvankelijk verklaard in het namens hem ingesteld beroep.
2. Deze ontnemingszaak hangt samen met de strafzaak tegen de verdachte (21/00596). In die zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. Mrs. R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, hebben een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel bevat een motiveringsklacht over de afwijzing van het verzoek tot aanhouding dat de raadsvrouw ter terechtzitting heeft gedaan.
5. Het middel is gelijkluidend aan het middel dat is voorgesteld in de samenhangende strafzaak. Het heeft bovendien betrekking op hetzelfde aanhoudingsverzoek en dezelfde (motivering van de) afwijzende beslissing door het hof. [1] In mijn conclusie in de samenhangende strafzaak heb ik uiteengezet waarom het in die zaak ingediende middel faalt wegens gebrek aan belang. In deze zaak volsta ik, gelet op de genoemde overeenkomsten tussen de middelen, met een verwijzing naar de inhoud van die conclusie. Voor de volledigheid merk ik op dat het beoordelingskader ten aanzien van aanhoudingsverzoeken, dat ik noem in overweging 8 van mijn conclusie in de samenhangende strafzaak, in gelijke zin geldt in ontnemingszaken zoals hier aan de orde. [2]
6. Het middel faalt om de redenen genoemd in mijn conclusie in de samenhangende strafzaak en kan eveneens worden afgedaan met de aan artikel 81 lid 1 RO ontleende overweging.
7. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
8. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG

Voetnoten

1.Het verzoek tot aanhouding is gedaan tijdens de gelijktijdige, doch niet gevoegde, behandeling van de (samenhangende) strafzaak en deze ontnemingszaak. Van de behandeling van die zaken zijn afzonderlijke processen-verbaal opgemaakt. Uit een vergelijking tussen de processen-verbaal blijkt echter dat het verzoek tot aanhouding en de (motivering van de) afwijzende beslissing in beide zaken identiek aan elkaar zijn.
2.Vgl. HR 2 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:983, r.o. 2.3.2.