ECLI:NL:PHR:2022:292

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
20/03121
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verontschuldigbare termijnoverschrijding bij hoger beroep door niet-Nederlandstalige verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de verdachte bij arrest van 30 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een verstekvonnis van de politierechter. De verdachte, die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, heeft hoger beroep ingesteld na het verstrijken van de wettelijke termijn van veertien dagen. De verdediging stelde dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar was, omdat de verdachte geen schriftelijke vertaling van de mededeling van het vonnis had ontvangen, zoals voorgeschreven in artikel 366 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verdachte verklaarde dat hij de mededeling van de politie niet kon begrijpen en dat hij pas later, na het verstrijken van de termijn, een advocaat heeft ingeschakeld.

Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep, omdat hij niet tijdig actie had ondernomen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de strikte termijnen en dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. Het hof hield echter vol dat de verdachte, ondanks zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal, voldoende op de hoogte had moeten zijn van de procedurele vereisten en dat hij niet tijdig hoger beroep had ingesteld.

De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad concludeerde dat het hof een motiveringsgebrek had en dat de beslissing om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren niet voldoende was onderbouwd. De conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer20/03121
Zitting29 maart 2022 (bij vervroeging)

CONCLUSIE

P.C. Vegter
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.
1. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft de verdachte bij arrest van 30 september 2020 niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, ingesteld tegen het bij verstek gewezen vonnis van de politierechter uit de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 11 juli 2019, waarbij de verdachte door overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. D.A.W. Dekker, advocaat te Almere, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het
middelklaagt dat het hof de verdachte ten onrechte, althans op onbegrijpelijke en/of ontoereikende gronden niet-ontvankelijk in het hoger beroep heeft verklaard. Volgens de toelichting op het middel is de overschrijding van de appeltermijn verontschuldigbaar nu de verdachte in strijd met art. 366, vierde lid, Sv geen schriftelijke vertaling van de mededeling al bedoeld in art. 366, eerste en derde lid, Sv in een voor hem begrijpelijk taal heeft ontvangen.
4. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep met daarin de aantekening mondeling arrest houdt het volgende in:
“De verdachte beheerst de Nederlandse taal niet of onvoldoende. Daarom vindt het onderzoek plaats met bijstand van M. Orzechowska, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven tolk in de Poolse taal met Wbtv-nummer 4173. Hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is waar dat is verzocht door verdachte door de tolk vertaald.
(…)
De verdachte reageert, desgevraagd:
Ik kan een beetje Nederlands. Als het nodig is, dan zal ik de tolk vragen om mij te helpen.
(…)
Ik heb inderdaad een brief van de politie gekregen, maar ik wist niet wat er in stond.
Het was voor mij de eerste keer dat ik een vonnis kreeg. Ik ben met de brief van de politie naar een advocaat gegaan.
Ik heb geen correspondentie van mijn huisgenoot gekregen. Mijn toenmalige partner verzuimde de correspondentie aan mij te geven en daardoor liep het allemaal een beetje spaak.
Ik hoorde pas bij de politie dat ik met die brief naar een advocaat moest gaan om hoger beroep in te stellen.
U vraagt waarom ik niet eerder hoger beroep heb ingesteld. Ik kon de brief niet lezen, dus ik besefte niet dat de termijn zou verstrijken. Ik had een afspraak gemaakt met de advocaat, maar dat was blijkbaar te laat. Ik wist ook niet dat de termijn zo strikt was.
Ik spreek een beetje Nederlands, maar ik kan het niet lezen. Dat geldt al helemaal voor juridische taal.
U houdt mij voor dat ook veel Nederlanders moeite hebben met juridische termen. U houdt mij voor dat de termijnen heel strikt zijn en dat slechts een uitzondering wordt gemaakt als er sprake is van heel bijzondere omstandigheden. U vraagt of er sprake was van bijzondere omstandigheden waardoor ik niet in de gelegenheid was om tijdig hoger beroep in te stellen. Nee, het was gewoon onwetendheid.
De raadsvrouw voert aan:
Het standpunt van de verdediging is dat sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. Cliënt heeft vandaag ook gezegd dat hij het niet wist. Ik was op 26 juli 2019 bij hem in de PI. Ik heb toen meteen mijn secretaresse gebeld om te vragen of zij hoger beroep wilde instellen. Dat is toen ook gebeurd. Cliënt spreekt en leest geen Nederlands. Ik meen dat de mededeling uitspraak niet alleen in het Nederlands mocht worden uitgereikt, maar dat daarbij ook een vertaling aan hem had moeten worden verstrekt. Ik heb in het dossier geen vertaling aangetroffen. In een andere uitspraak van de Hoge Raad met ecli-nummer 2020:770 speelde hetzelfde. In die zaak ging het ook om een verdachte die de Nederlandse taal niet beheerste. In die zaak overweegt de Hoge Raad dat er weliswaar een vertaling van de dagvaarding is uitgegaan, maar dat dit onvoldoende is om te oordelen dat verdachte wist dat de zitting speelde en dat dus de termijnen zijn gaan lopen. Ik meen dat hier sprake is van eenzelfde situatie. Er hadden zich allerlei omstandigheden kunnen voordoen, maar dan had verdachte wel moeten weten wat het belang was van het tijdig instellen van hoger beroep. Er had een vertaling aan verdachte moeten worden verstrekt.
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en doet direct uitspraak.
Het is een bijzondere zaak. Verdachte woont al jaren in Nederland en heeft ook een eigen bedrijf in Nederland. Hij heeft een rol in de Nederlandse samenleving verworven. Er zijn diverse momenten geweest waarop stukken van deze strafzaak zijn uitgereikt. In het bijzonder kijk ik daarbij naar 11 juli 2019. Op die dag heeft verdachte de mededeling uitspraak uit handen van de politie uitgereikt gekregen met daarbij de mededeling dat hij met de brief naar de advocaat moet gaan. Verdachte heeft niet direct actie ondernomen. In die zin is verdachte niet anders dan andere burgers die ook niet altijd bekend zijn met de striktheid van de termijnen en de juridische termen ook niet altijd helemaal snappen. Verdachte heeft vervolgens langer dan veertien dagen gewacht met het inschakelen van een advocaat. Dat verdachte niet wist wat het belang was van de termijn maakt niet dat sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. Deze termijnen zijn strikt en dat moet ook in verband met de rechtszekerheid. Verdachte woonde al jaren in Nederland. Hij heeft de brief uit handen van de politie gehad en daarnaast hebben uitreikingen aan een huisgenoot en een gemachtigde plaatsgevonden.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte gedurende veertien dagen na 11 juli 2019 hoger beroep kon instellen. Verdachte heeft pas na het verstrijken van die termijn hoger beroep ingesteld. Hij is te laat, er is geen sprake van een verontschuldigbare termijnoverschrijding en verdachte is dus niet-ontvankelijk in het hoger beroep. Dit betekent dat er geen inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden. De beslissing van de eerste rechter staat hiermee ook vast. U krijgt nog bericht van de tenuitvoerlegging van de straf.
Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.”
5. Art. 366 Sv luidt sinds 1 oktober 2013:
“1. De officier van justitie doet de mededeling van het vonnis dat de beslissing van de rechtbank op grond van artikel 349, 351 of 352, tweede lid, bevat en dat buiten de aanwezigheid van de verdachte is uitgesproken, zo spoedig mogelijk aan hem betekenen.
2. Deze mededeling wordt niet gedaan
a. aan de verdachte aan wie de dagvaarding of aan wie de oproeping voor de nadere terechtzitting na schorsing van het onderzoek voor onbepaalde tijd, in persoon is betekend,
b. aan de verdachte die op de terechtzitting of op de nadere terechtzitting aanwezig is geweest,
c. indien zich anderszins een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting dan wel die van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was.
3. De mededeling vermeldt de rechter die het vonnis heeft gewezen, de dagtekening van het vonnis, de benaming van het strafbaar feit met vermelding van de plaats en het tijdstip waarop het zou zijn begaan, en voor zoveel in het vonnis vermeld, naam en voornamen, geboortedatum en -plaats, en de woon- of verblijfplaats van de verdachte.
4. Indien de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, wordt hem tevens een schriftelijke vertaling van de mededeling in een voor hem begrijpelijke taal verstrekt.”
6. In Hoge Raad 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:770 [1] heeft de Hoge Raad met betrekking tot art. 366, vierde lid, Sv geoordeeld dat een termijnoverschrijding verontschuldigbaar kan zijn indien een vertaling achterwege is gebleven:
“2.4. Artikel 366 lid 1 Sv bepaalt dat de officier van justitie - behoudens de uitzonderingen die zijn vermeld in het tweede lid van artikel 366 Sv - de mededeling van het vonnis dat de beslissing van de rechtbank op grond van artikel 349, 351 of 352 lid 2 Sv bevat en dat buiten de aanwezigheid van de verdachte is uitgesproken, zo spoedig mogelijk aan de verdachte betekent. Die mededeling bevat tevens de in artikel 366 lid 3 Sv genoemde gegevens. Het vierde lid van artikel 366 Sv bepaalt dat aan de verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, een schriftelijke vertaling van de mededeling in een voor hem begrijpelijke taal wordt verstrekt. Mede gelet op de hiervoor weergegeven wetsgeschiedenis beoogt deze regeling te waarborgen dat ook de verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, in kennis wordt gesteld van de onderdelen van het vonnis die van belang zijn met het oog op de mogelijkheid van het instellen van hoger beroep.
2.5. De wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden; die termijnen zijn van openbare orde. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte betekent in de regel dat deze niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Dit gevolg kan daaraan uitsluitend niet worden verbonden, indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doen zijn (vgl. HR 4 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5706). Van zo’n geval kan sprake zijn indien de verdachte in strijd met artikel 366 lid 4 Sv niet een schriftelijke vertaling van de mededeling als bedoeld in artikel 366 lid 1 en lid 3 Sv in een voor hem begrijpelijke taal heeft ontvangen (vgl. HR 8 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1534).”
7. Op 11 juli 2019 heeft verdachte de mededeling uitspraak uit handen van de politie uitgereikt gekregen met daarbij de mededeling dat hij met de brief naar de advocaat moet gaan. Buiten kijf is dat het op 26 juli 2019 ingestelde hoger beroep tegen het verstekvonnis van de politierechter niet binnen de in art. 408, eerste lid aanhef, Sv genoemde termijn van veertien dagen is ingesteld. Voorts staat in cassatie vast dat de mededeling uitspraak niet is vertaald. Deze termijnoverschrijding kan verontschuldigbaar zijn, indien komt vast te staan dat de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst. De vertaling is niet alleen bedoeld om duidelijkheid te verschaffen over de appeltermijn, maar dient er eveneens toe voldoende informatie te geven over de inhoud van het vonnis.
8. Bij het antwoord op de vraag of in het onderhavige geval op de autoriteiten de plicht rust om de verdachte een schriftelijke vertaling te hand te stellen is het volgende van belang. De verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep verklaard de Nederlandse taal een beetje te begrijpen, maar dat hij het niet kan lezen. Vaststaat dat de verdachte de Poolse nationaliteit heeft en dat er in hoger beroep een tolk in de Poolse taal is opgeroepen om de verdachte bij te staan, waarbij (standaard) is overwogen dat de verdachte de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst
.Een blik achter de papieren muur leert dat ook voor de zitting in eerste aanleg een tolk in de Poolse taal is opgeroepen, dat de dagvaardingen voor zowel de politierechter als voor het hof ook in het Pools zijn opgesteld. [2]
9. Daar heeft het hof tegenover gezet dat de verdachte al jaren in Nederland woont, hier een bedrijf heeft en een rol in de Nederlandse samenleving heeft verworven. Kennelijk heeft het hof daarmee te kennen geven dat een vertaling als bedoeld in art. 366, vierde lid, Sv achterwege kon blijven.
10. Deze vaststellingen van het hof vormen niet zonder meer voldoende grond voor het kennelijke oordeel van het hof dat een vertaling van de mededeling uitspraak achterwege kon worden gelaten. De vaststellingen van het hof brengen mede gezien hetgeen is vastgesteld onder randnummer 8 immers niet zonder meer mee dat de verdachte die al jaren in Nederland woont, een bedrijf heeft en een rol heeft verworven daarmee de Nederlandse taal voldoende beheerst. De slotsom is dat aan de beslissing van het hof om verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep een motiveringsgebrek kleeft.
11. Het middel slaagt.
12. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
13. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG

Voetnoten

1.NJ 2020/328.
2.Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de politie ook een tolk heeft ingeschakeld voor de afhandeling van de geconstateerde overtreding.