ECLI:NL:PHR:2022:532
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Profijtontneming en de motivering van wederrechtelijk verkregen voordeel in cassatie
In deze zaak betreft het een conclusie van de procureur-generaal bij de Hoge Raad over profijtontneming. De betrokkene, geboren in 1986, is in een eerdere strafzaak door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 maart 2021 veroordeeld voor het opzettelijk telen van 208 hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 21.813,31 en de betrokkene verplicht dit bedrag aan de staat te betalen. De betrokkene heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. H.M.W. Daamen, een middel van cassatie heeft voorgesteld. Dit middel stelt dat de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel onvoldoende is gemotiveerd. De verdediging voert aan dat, zelfs als de teelt van de hennepplanten vaststaat, dit niet betekent dat er ook daadwerkelijk een oogst heeft plaatsgevonden. De advocaat verwijst naar een dossierfoto die zou aantonen dat de teelt mogelijk is mislukt.
De procureur-generaal concludeert dat het middel tardief is voorgesteld, omdat het bewijsverweer in cassatie niet kan worden ingediend. De Hoge Raad is gebonden aan de oordelen van het hof in de strafzaak, die heeft geoordeeld dat de betrokkene opzettelijk 208 hennepplanten heeft geteeld. De conclusie van de procureur-generaal is dat er geen gronden zijn voor vernietiging van de bestreden uitspraak en dat het beroep moet worden verworpen. De zaak heeft ook samenhang met een andere strafzaak, 21/01223, waarover ook een conclusie is getrokken.