ECLI:NL:PHR:2022:734

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
30 augustus 2022
Publicatiedatum
3 augustus 2022
Zaaknummer
21/01470
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep inzake beslag op een elektrisch skateboard

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door de klager tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch, die op 19 januari 2021 het klaagschrift van de klager ongegrond heeft verklaard. De klager verzocht om opheffing van het beslag op een 'one wheel Pint', een elektrisch skateboard, en om teruggave ervan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, T.N.B.M. Spronken, concludeert dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit is het gevolg van een kennelijk bestendige onjuiste praktijk van de rechtbank om beschikkingen waartegen een rechtsmiddel is ingesteld niet onverwijld te betekenen, zoals vereist door artikel 552d lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor is de cassatietermijn niet begonnen te lopen, wat betekent dat het cassatieberoep te vroeg is ingesteld. Echter, deze gang van zaken leidt niet tot niet-ontvankelijkheid van de klager, omdat de regeling inzake de aanvang van de cassatietermijn in het belang van de betrokkene is geschreven.

Daarnaast is er een andere reden voor niet-ontvankelijkheid. De klager is inmiddels vrijgesproken in de strafzaak, en het openbaar ministerie heeft op 14 juni 2022 bevolen tot teruggave van het in beslag genomen skateboard. Dit betekent dat het beslag is geëindigd en de klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, en er wordt geen verdere bespreking van het middel gedaan.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/01470 B
Zitting30 augustus 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de klager

1.Het cassatieberoep

1.1
De rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 19 januari 2021 het klaagschrift van de klager waarin is verzocht om opheffing van het beslag op een ‘one wheel Pint’ (elektrisch skateboard) en om teruggave ervan, ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Ontvankelijkheid van het cassatieberoep

2.1
Op grond van de stukken zie ik aanleiding de ontvankelijkheid van het cassatieberoep op twee punten aan de orde te stellen.
Cassatieberoep te vroeg?
2.2
Op grond van het eerste lid van art. 552d Sv dient een beschikking ex art. 552a Sv ‘onverwijld’, oftewel zonder uitstel, aan de klager te worden betekend. Een cassatieberoep kan op grond van het tweede lid door de klager worden ingesteld binnen veertien dagen ná deze betekening.
Een akte van betekening heb ik in dit dossier niet aangetroffen. Bij de cassatieakte bevindt zich wel een e-mailbericht van de klager van 18 februari 2021 aan de griffie van de rechtbank waarin hij schrijft dat hij eerder met een griffiemedewerker had gesproken over het uitblijven van de ontvangst van de beschikking door een onjuiste adressering, waarna hem de beschikking verstrekt werd. Tevens deelt hij in het e-mailbericht mede dat hij “in cassatie gaat tegen deze uitspraak”. Een griffiemedewerker heeft de klager toen geantwoord dat een rechtsgeldige volmacht nodig was voor het op de juiste wijze instellen van cassatie. De klager heeft de volmacht op 24 februari 2021 opgestuurd, waarna een cassatieakte is opgemaakt die is gedateerd op 22 februari 2021, de datum vermeld op de volmacht.
Een griffiemedewerker van de Hoge Raad heeft, wegens het ontbreken van een akte van betekening in het dossier, navraag gedaan bij de griffie van de rechtbank over (de datum van) de betekening. De reactie van de rechtbank was als volgt:
“Wanneer er hoger beroep ingesteld is in een zaak hoeft de beschikking niet betekend te worden. (…) Dit geldt voor alle zaken waar hoger beroep in is aangetekend.”
Hieruit leid ik af dat kennelijk geen betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden. Naar de letter van wet heeft de klager dus niet conform art. 552d lid 2 Sv cassatieberoep ingesteld, omdat de cassatietermijn door het achterwege blijven van de betekening niet is gaan lopen.
2.3
Hoewel deze gang van zaken mij ongewenst voorkomt, zeker als het inderdaad een vaste praktijk van de rechtbank is om na een ingesteld rechtsmiddel de desbetreffende beschikking niet te betekenen, heeft dit niet tot gevolg dat de klager in het ingestelde cassatieberoep niet-ontvankelijkheid dient te worden verklaard. De Hoge Raad heeft eerder in dit soort gevallen beslist dat de omstandigheid dat cassatie is ingesteld ná de bestreden beschikking, maar vóór de betekening die de beroepstermijn een aanvang laat nemen, geen niet-ontvankelijkheid van de klager tot gevolg heeft, omdat de regeling inzake de aanvang van de cassatietermijn in het belang van de betrokkene is geschreven. [1]
2.4
Verdere gevolgen voor de onderhavige zaak heeft de omstandigheid dat het cassatieberoep te vroeg is ingesteld dus niet.
Klager niet-ontvankelijk wegens einde beslag
2.5
Er is echter een andere reden op grond waarvan klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Uit namens mij ingewonnen inlichtingen volgt dat in de zaak met het parketnummer 96-174841-20 inmiddels op 14 juni 2022 vonnis is gewezen, waarbij de klager is vrijgesproken. Navraag bij Domeinen leert dat het openbaar ministerie op dezelfde dag teruggave van de one wheel Pint aan de rechthebbende heeft bevolen en dat op 15 juni 2022 de teruggave is ‘geboekt’. Een en ander brengt mee dat het beslag is geëindigd en de klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep. [2] Aan een bespreking van het middel kom ik dan ook niet toe.

3.Conclusie

3.1
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie Van Dorst,
2.Op grond van art. 134 lid 3 Sv wordt onder teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen begrepen ‘het verrichten van de in verband met de beëindiging van het beslag vereiste formaliteiten’. Hiermee eindigt het beslag.