ECLI:NL:PHR:2022:953

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
20/03347
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke vernietiging en terugwijzing in zaak van kinderopvangtoeslagfraude met betrekking tot oplichting, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de verdachte, die door het gerechtshof Amsterdam is veroordeeld voor medeplegen van oplichting, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft de frauduleuze aanvragen en ontvangen van kinderopvangtoeslag, waarbij de verdachte en haar mededaders op grote schaal valse aanvragen indienen bij de Belastingdienst. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in totaal €554.796,- aan kinderopvangtoeslag onterecht heeft ontvangen, waarvan zij zelf €174.392,- heeft witgewassen. De verdachte heeft contant geld en girale stortingen ontvangen van verschillende aanvragers, en in haar woning is €23.000,- aan contant geld aangetroffen. De Hoge Raad oordeelt dat het hof onvoldoende heeft gemotiveerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, omdat niet is aangetoond dat haar gedragingen gericht waren op het verbergen van de criminele herkomst van de geldbedragen. De conclusie van de Procureur-Generaal strekt tot gedeeltelijke vernietiging van het arrest van het hof en terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer20/03347
Zitting18 oktober 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 8 oktober 2020 door het gerechtshof Amsterdam wegens onder 1 "medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd", onder 2 “een gewoonte maken van witwassen” en onder 3 “deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft het hof een aantal in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen verbeurd verklaard.
1.2
Er bestaat samenhang met de zaken 20/03292 en 20/03346. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
1.3
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
1.4
De middelen klagen over (1) de kwalificatie van een deel van het onder 2 bewezenverklaarde gewoontewitwassen (2) de strafoplegging en (3) schending van de redelijke termijn in de cassatiefase.

2.Samenvatting van de feiten en het procesverloop

2.1
De verdachte is in eerste aanleg veroordeeld voor oplichting, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. Alle delicten houden verband met het frauduleus aanvragen en ontvangen van kinderopvangtoeslag.
2.2
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededaders zich op grote schaal bezig hielden met het valselijk opmaken en indienen van aanvraag- en wijzigingsformulieren voor door de Belastingdienst uit te keren kinderopvangtoeslag en het witwassen van op die wijze verkregen geldbedragen. In totaal heeft de Belastingdienst een bedrag van €554.796,-. Ten onrechte aan kinderopvangtoeslag uitgekeerd. Daarvan is door het hof vastgesteld dat de verdachte een bedrag van €174.392,- heeft witgewassen. Zij ontving dit bedrag deels direct van de Belastingdienst, deels direct giraal van de aanvragers van de kinderopvangtoeslag en deels direct chartaal van deze aanvragers dan wel via tussenpersonen. Het witwassen bestond uit het deels overdragen van het geld aan degene die voor haar de kinderopvangtoeslag hadden aangevraagd en uit het uitgeven van het geld. In de woning van de verdachte is €23.000,- contant geld aangetroffen. Het bij de verdachte thuis aangetroffen contante geld is in beslag genomen en verbeurd verklaard.
2.3
Het hof heeft, voor zover van belang voor de beoordeling van het middel, ten aanzien van de verdachte bewezenverklaard dat:
“1.
de verdachte in de periode van 26 oktober 2009 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels de Belastingdienst heeft bewogen tot de afgifte van geld, immers hebben de verdachte en haar mededaders telkens - ter verkrijging van Kinderopvangtoeslag - documenten, te weten valselijk opgemaakte elektronische aanvragen en wijzigingen Kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst ingediend, inhoudende onder meer dat de in de aanvragen en wijzigingen genoemde kinderen gedurende een in de aanvragen en wijzigingen genoemd aantal uren per maand, per een in de aanvragen en wijzigingen genoemde ingangsdatum kinderopvang genieten, namelijk dat
eigen aanvraag[betrokkene 50] gedurende 135 uur per maand en [betrokkene 1] gedurende 135 uur per maand vanaf 1 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [M] en [betrokkene 51] gedurende 110 uur per maand vanaf 15 januari 2009 kinderopvang geniet bij [C] en [betrokkene 51] gedurende 90 uur per maand per 15 januari 2009 kinderopvang geniet bij [A] en [betrokkene 52] gedurende 140 uur per maand en [betrokkene 53] gedurende 140 uur per maand vanaf 1 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [N] en [betrokkene 52] gedurende 140 uur per maand en [betrokkene 53] gedurende 140 uur per maand vanaf 1 januari 2010 beiden kinderopvang genieten bij [N] en
aanvraag V-11 [betrokkene 42]en [betrokkene 54] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2009 kinderopvang geniet bij [F] en [betrokkene 54] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [F] en
aanvraag V-14 [betrokkene 94][betrokkene 55] gedurende 217 uur per maand vanaf 1 mei 2009 kinderopvang geniet bij [P] en [betrokkene 56] gedurende 260 uur per maand vanaf 3 juni 2009 kinderopvang geniet bij [A] en
aanvraag V-03 [betrokkene 1][betrokkene 56] gedurende 105 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [A] en
aanvraag A-073 [betrokkene 3]gedurende 260 uur per maand vanaf 6 januari 2009 kinderopvang geniet bij [B] en
aanvraag A-083 [betrokkene 57][betrokkene 59] gedurende 140 uur per maand vanaf 6 januari 2009 kinderopvang geniet bij [A] en [betrokkene 58] gedurende 230 uur per maand vanaf 6 januari 2009 kinderopvang geniet bij [Q] en [betrokkene 58] gedurende 230 uur per maand vanaf 14 oktober 2009 kinderopvang geniet bij [A] en
aanvraag A-010 [betrokkene 19][betrokkene 20] gedurende 135 uur per maand en [betrokkene 21] gedurende 135 uur per maand vanaf 7 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [E] en [betrokkene 22] gedurende 230 uur per maand vanaf 7 januari 2009 kinderopvang geniet bij [G] en
aanvraag A-031 [betrokkene 25][betrokkene 26] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 juni 2009 kinderopvang geniet bij [I] en
aanvraag A-006 [betrokkene 27][betrokkene 28] gedurende 23
0 uur per maand en [betrokkene 29] gedurende 140 uur per maand vanaf 4 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [A] en
aanvraag A-072 [betrokkene 60][betrokkene 61] gedurende 140 uur per maand en [betrokkene 62] gedurende 140 uur per maand vanaf 3 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [R] en
aanvraag A-071 [betrokkene 30][betrokkene 31] gedurende 140 uur per maand en [betrokkene 31] gedurende 140 uur per maand en [betrokkene 32] gedurende 140 uur per maand vanaf 2 januari 2009 allen kinderopvang genieten bij [H] en
aanvraag A-089 [betrokkene 63][betrokkene 64] gedurende 140 uur per maand vanaf 3 januari 2009 kinderopvang geniet bij [S] en [betrokkene 65] gedurende 230 uur per maand vanaf 3 januari 2009 kinderopvang geniet bij [T] en
aanvraag A-038 [betrokkene 66][betrokkene 67] gedurende 140 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [U] en [betrokkene 68] gedurende 230 uur per maand vanaf 4 januari 2009 kinderopvang geniet bij [W] en
aanvraag A-086 [betrokkene 69][betrokkene 70] gedurende 140 uur per maand en [betrokkene 71] gedurende 140 uur per maand vanaf 4 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [X] en
aanvraag A-067 [betrokkene 72][betrokkene 73] gedurende 140 uur per maand vanaf 6 januari 2009 kinderopvang geniet bij [R] en
aanvraag A-032 [betrokkene 74][betrokkene 75] gedurende 140 uur per maand vanaf 2 januari 2009 kinderopvang geniet bij [Y] en
aanvraag A-129 [betrokkene 76][betrokkene 77] gedurende 102 uur per maand en [betrokkene 78] gedurende 210 uur per maand vanaf 1 januari 2009 beiden kinderopvang genieten bij [Z] en
aanvraag A-1 16 [betrokkene 79][betrokkene 80] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [AA] en
aanvraag A-120 [betrokkene 81][betrokkene 82] gedurende 235 uur per maand en [betrokkene 83] gedurende 235 uur per maand vanaf 1 januari 2010 beiden kinderopvang genieten bij [AB] en
aanvraag A-125 [betrokkene 84][betrokkene 85] gedurende 153 uur per maand en [betrokkene 85] gedurende 80 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang genieten bij [AC] en
aanvraag/wijziging A-127 [betrokkene 86][betrokkene 87] gedurende 180 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [AD] en [betrokkene 88] gedurende 180 uur per maand en [betrokkene 89] gedurende 180 uur per maand vanaf 1 januari 2010 (beiden) kinderopvang genieten bij [AE] en
aanvraag A-143 [betrokkene 90][betrokkene 91] gedurende 230 uur per maand vanaf 1 januari 2010 kinderopvang geniet bij [AF]
waardoor de verdachte en haar mededaders de suggestie hebben gewekt dat de personen genoemd op de aanvragen en wijzigingen Kinderopvangtoeslag recht hadden op deze toeslag, waardoor de Belastingdienst is bewogen tot uitbetaling van voornoemde toeslagen tot een geldbedrag van in totaal circa € 554.796,00;
2.
in de periode van 17 november 2009 tot en met 30 november 2010 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben de verdachte en haar mededaders telkens geldbedragen van in totaal circa € 174.392,00 verworven en voorhanden gehad en deze bedragen overgedragen of omgezet, terwijl zij en haar mededaders wisten dat het geld geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
[…]”
2.4
De bewezenverklaring steunt op een bewijsmotivering met gebruikmaking van de Promis-werkwijze. De bewijsoverwegingen luiden (met weglating van de voetnoten), voor zover voor de beoordeling van de middelen van belang, als volgt:

Beoordeling hof
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Het dossier bevat een groot aantal KOT aanvragen. Daarvan zijn de aanvragen van 22 aanvragers aan de verdachte ten laste gelegd onder feit 1, te weten haar eigen aanvragen en de aanvragen van [betrokkene 92] , [betrokkene 94] , [betrokkene 1] , [betrokkene 3] , [betrokkene 57] , [betrokkene 19] , [betrokkene 25] , [betrokkene 93] , [betrokkene 60] , [betrokkene 30] , [betrokkene 63] , [betrokkene 66] , [betrokkene 69] , [betrokkene 72] , [betrokkene 74] , [betrokkene 76] , [betrokkene 79] , [betrokkene 81] , [betrokkene 84] , [betrokkene 86] , [betrokkene 90] .
De Belastingdienst heeft naar aanleiding van deze aanvragen in totaal € 554.796.00 uitgekeerd aan KOT.
Het hof ziet zich voor de volgende vragen gesteld.
- Had de verdachte een rol bij het indienen van deze valse aanvragen KOT en zo ja, welke?
- Heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen?
- Is sprake van een criminele organisatie en heeft de verdachte daaraan deelgenomen?
[…]
De ontvangen gelden
De verdachte heeft naast het bedrag van € 50.192,00 dat zij aan KOT op haar rekening heeft gekregen voor haar eigen aanvragen, de volgende bedragen op haar bankrekeningen ontvangen dan wel op haar verzoek naar rekeningnummers op naam van derden over laten maken:
- [betrokkene 27] € 10.050.00
- [betrokkene 95] € 16.000.00
- [betrokkene 79] € 7.500.00
- [betrokkene 81] € 8.300,00
- [betrokkene 86] € 7.550.00
- [betrokkene 69] € 9.500.00
Totaal € 58.900.00
De volgende aanvragers stellen de volgende contante bedragen aan de verdachte te hebben betaald:
- [betrokkene 27] € 2.000,00
- [betrokkene 19] € 35.400,00
- [betrokkene 74] € 4.500.00
- [betrokkene 3] € 9.000,00
- [betrokkene 57] € 4.400,00
- [betrokkene 72] € 5.000.00
- [betrokkene 84] € 4.000.00
- [betrokkene 90] € 1.000.00
totaal € 65.300,00
[…]
Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging met haar mededaders de Belastingdienst heeft opgelicht voor een bedrag van € 554.796,00.
Feit 2: witwassen
De door onder meer de verdachte gepleegde oplichting heeft ertoe geleid dat de Belastingdienst ten onrechte KOT heeft uitgekeerd voor een totaalbedrag van € 554.796,00. Deze ten onrechte uitgekeerde KOT is daarom uit
eigenmisdrijf afkomstig, waarin wetenschap van de criminele herkomst ligt besloten. De KOT is gestort op de bankrekeningen van de aanvragers. Deze criminele opbrengsten bleven deels bij de aanvragers en zijn deels afgestaan aan onder meer de verdachte. Uit de omstandigheid dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de Belastingdienst heeft opgelicht, volgt niet zonder meer dat de verdachte ook moet worden aangemerkt als pleger van het witwassen van het gedeelte dat niet aan de verdachte is afgestaan. Ten aanzien van dit gedeelte wordt de verdachte dus vrijgesproken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat naar aanleiding van haar eigen KOT aanvraag ruim € 50.000,00 op de rekening van de verdachte is gestort door de Belastingdienst. Zoals hierboven overwogen kan het niet anders dan dat zij wist dat zij hier geen recht op had. De verdachte heeft van het door haar ontvangen geld € 8.500,00 gegeven aan de personen die de aanvraag voor haar hebben gedaan. Het restant van het geld heeft zij uitgegeven. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door gelden die afkomstig waren van onterecht verkregen KOT te verwerven en voorhanden te hebben en deze geldbedragen vervolgens over te dragen (aan de degene die voor haar de KOT hadden aangevraagd) of om te zetten (doordat zij de ontvangen KOT heeft uitgegeven). De verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan witwassen met betrekking tot de geldbedragen die zij telkens van de andere aanvragers heeft ontvangen. Zoals hiervoor onder "betrokkenheid per aanvrager" blijkt, hebben aanvragers onafhankelijk van elkaar verklaard over de bedragen die zij contant hebben afgestaan. Voorts volgt uit de girale stortingen dat er ook een aantal aanvragers geld op de bankrekening van de verdachte heeft overgeboekt. De bedragen werden in een aantal gevallen chartaal aan de verdachte of [medeverdachte 2] overhandigd en in sommige gevallen door tussenpersonen. Het hof ziet geen reden te twijfelen aan deze verklaringen, nu de verklaringen van de aanvragers hierover gedetailleerd zijn en onderling grote overeenkomsten vertonen en de betwisting van de verdachte dat zij deze geldbedragen heeft ontvangen in dat licht te weinig specifiek is.
Het hof gaat er dan ook vanuit dat de verdachte de bedragen, zoals hiervoor onder opgesomd, namelijk in totaal € 173.392,- heeft ontvangen en witgewassen.
Nu de verdachte gedurende een langere periode telkens geldbedragen die afkomstig waren van onterecht verkregen KOT heeft verworven en voorhanden gehad om deze geldbedragen vervolgens over te dragen of om te zetten, is er sprake van gewoontewitwassen.
[…]”

3.Het eerste middel

3.1
Het eerste middel klaagt dat het hof het onder 2 bewezenverklaarde feit, voor zover dit zich uitstrekt over de onder de verdachte in beslag genomen bedragen van €10.000,- en €13.000,-, ten onrechte heeft gekwalificeerd als (gewoonte)witwassen. Volgens de steller van het middel kan niet worden vastgesteld dat de handelingen van de verdachte met betrekking tot dit geld gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst daarvan. Nu door het hof is geoordeeld en/of uit de bewijsvoering voortvloeit dat aannemelijk is dat deze bedragen uit eigen misdrijf afkomstig zijn, heeft het hof zijn oordeel dat het handelen gekwalificeerd moet worden als witwassen onvoldoende met redenen omkleed.
3.2
Naast de in randnummer 2.4 herhaalde bewijsoverwegingen, heeft het hof met betrekking tot de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de in de woning van de verdachte aangetroffen contante geldbedragen van €10.000,- en €13.000,- onder meer als volgt overwogen:

Strafbaarheid van het bewezenverklaardeGeen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
[…]
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
een gewoonte maken van witwassen
[…]
Oplegging van straffen
[…]
Beslag
Het hof stelt vast dat € 23.000,00 is aangetroffen in de woning van de verdachte. Dat het geldbedrag zou toebehoren aan een familielid van de verdachte en zij het voor haar bewaarde heeft de verdediging onvoldoende onderbouwd. Het hof gaat er daarom vanuit dat dit geld eigendom is van de verdachte. Aangezien de verdachte niet beschikte over een legale inkomstenbron die dit contante geldbedrag kan verklaren en de bewezenverklaarde feiten in ogenschouw genomen, is het hof van oordeel dat er geen andere mogelijkheid is dan dat dit geld van afkomstig is uit de bewezenverklaarde strafbare feiten en zal het hof de geldbedragen van € 10.000,00 en € 13.000,00 verbeurd verklaren.”
3.3
In de toelichting op het middel wordt een beroep gedaan op de rechtspraak van de Hoge Raad over het witwassen van voorwerpen die afkomstig zijn uit eigen misdrijf. Hierbij neemt het middel tot uitgangspunt dat uit de bewijsvoering van het hof volgt dat de geldbedragen die de verdachte voorhanden heeft gehad onmiddellijk afkomstig zijn uit de bewezen verklaarde oplichting.
3.4
De in het middel bedoelde rechtspraak van de Hoge Raad houdt in dat, indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd. Daarmee wordt mede beoogd te voorkomen dat een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of onder zich heeft en dus voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen. Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft. Uit de motivering van het oordeel dat sprake is van witwassen moet kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts heeft verworven of voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. [1]
3.5
Het hof heeft in de onderhavige zaak het volgende vastgesteld:
(i) de door onder meer de verdachte gepleegde oplichting heeft ertoe geleid dat de Belastingdienst ten onrechte kinderopvangtoeslag heeft uitgekeerd voor een totaalbedrag van €554.796,-. Dit bedrag is uit eigen misdrijf afkomstig;
(ii) €50.000,- is op de rekening van de verdachte gestort naar aanleiding van haar eigen kinderopvangtoeslagaanvraag. De verdachte heeft daarvan €8500,- overgedragen aan de personen die de aanvraag voor haar hebben gedaan. Het restantbedrag is door haar uitgegeven;
(iii) de verdachte heeft zich ten aanzien van dit gedeelte schuldig gemaakt aan witwassen door deze gelden te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen (aan degene die voor haar de kinderopvangtoeslag hadden aangevraagd) of om te zetten (door het uit te geven);
(iv) daarnaast heeft de verdachte geld ontvangen van de aanvragers. Dit ging zowel om directe girale stortingen aan de verdachte, directe chartale afgifte aan de verdachte en chartale afgifte via tussenpersonen;
(v) de verdachte heeft in dit verband een bedrag van in totaal €173.392,- (bestaande uit het direct aan haar gestorte geld door de Belastingdienst, de girale stortingen van de aanvragers en de chartale afgifte aan de verdachte door de aanvragers) ontvangen en witgewassen;
(vi) in de woning van de verdachte is €23.000,- aan contant geld aangetroffen;
(vii) aangezien de verdachte niet beschikte over een legale inkomstenbron die dit contante geldbedrag kan verklaren en de bewezenverklaarde feiten in ogenschouw nemend, is er geen andere mogelijkheid dan dat dit geld afkomstig is uit de bewezenverklaarde feiten.
3.6
Het hof heeft expliciet vastgesteld dat het witgewassen geldbedrag afkomstig is uit eigen misdrijf en dat er geen andere mogelijkheid is dan dat de in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedragen van €10.000,- en €13.000,-, afkomstig zijn uit de bewezenverklaarde strafbare feiten. Uit de door het hof gegeven motivering kan niet worden afgeleid dat ten aanzien van de in de woning aangetroffen geldbedragen sprake is van gedragingen van de verdachte die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze geldbedragen. Het is daarom niet zonder meer begrijpelijk dat het hof ook ten aanzien van deze bedragen heeft geoordeeld dat sprake is van witwassen in de zin van art. 420ter Sr.
3.7
Het middel slaagt.

4.Het tweede middel

4.1
Het tweede middel klaagt dat uit de beslissing van het hof niet kan volgen dat het bij de oplegging aan de verdachte van de bijkomende straf van verbeurdverklaring van de onder haar in beslaggenomen geldbedragen van €10.000,- en €13.000,- rekening heeft gehouden met de draagkracht van de verdachte.
4.2
Over dit middel kan ik kort zijn. Uit de stukken in feitelijke aanleg blijkt niet dat door of namens de verdachte verweer is gevoerd omtrent de draagkracht van de verdachte. Een beoordeling van de draagkracht van de verdachte is verweven met waarderingen van feitelijke aard, zodat een dergelijke klacht een onderzoek van feitelijke aard vergt waarvoor in cassatie geen plaats is. Het middel is daarom tardief voorgesteld. [2]
4.3
Het middel faalt.

5.Het derde middel

5.1
Het derde middel bevat de klacht dat de redelijke termijn in de cassatiefase is overschreden.
5.2
Namens de verdachte is op 20 oktober 2020 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 16 november 2021 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen. De stukken zijn daarmee niet tijdig, te weten binnen acht maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van de Hoge Raad gezonden, zodat de redelijke termijn is geschonden.
5.3
Nu het eerste middel slaagt, behoeft de overschrijding geen verdere bespreking. Het tijdsverloop kan immers bij de nieuwe behandeling van de zaak door het gerechtshof aan de orde worden gesteld.

6.Conclusie

6.1
Het eerste middel slaagt. Het tweede middel faalt en kan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan. Het derde middel behoeft geen verdere bespreking.
6.2
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
6.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, voor zover het de beslissingen ten aanzien van feit 2 betreft en de strafoplegging en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.HR 25 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:716, HR 1 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:109.
2.Vgl. F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Kluwer 2021, p. 375-376.