Conclusie
Nummer22/01849 P
middelbevat de klacht dat het hof ten onrechte tot het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel is gekomen, althans het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op gronden die deze schatting niet kunnen dragen. In de toelichting wordt aangevoerd dat het hof te weinig concrete aanknopingspunten had om te concluderen dat de personen die betrokken waren bij het produceren van valse bankbiljetten verantwoordelijk waren voor de productie van alle valse bankbiljetten vallend onder de indicatieven, zodat dat oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk is.
indicatiefC00116.
Ontneming
‘Nadat de zitting is hervat repliceert de advocaat-generaal:
Standpunt verdediging
€ 117.025,27.
Er zijn concurrenten in Rotterdam en Den Haag” concludeert het hof dat allerminst aannemelijk is geworden dat deze aankopen zijn gedaan ten behoeve van de productie van bankbiljetten vallend onder het indicatief EUA0050 C00111. Het hof acht aannemelijk dat deze aankopen zijn gedaan ten behoeve van de productie van bankbiljetten vallend onder het indicatief EUA0050 C00116.
Totale opbrengst:
Er zijn concurrenten in Rotterdam en Den Haag”.’ Tegen die achtergrond heeft het hof, zo begrijp ik, de aankopen met deze klantenpas bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel buiten beschouwing gelaten.