ECLI:NL:PHR:2024:1028

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
22/01882
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet indienen middelen van cassatie binnen de termijn

In deze zaak heeft de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, B.F. Keulen, geconcludeerd over een cassatieberoep dat is ingesteld namens de betrokkene, geboren in 1999. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 10 mei 2022 een arrest gewezen waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene is vastgesteld op € 36.870,97. De betrokkene is verplicht gesteld dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarnaast is de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 737 dagen.

De Procureur-Generaal heeft in zijn conclusie aangegeven dat er samenhang is met meerdere andere zaken, te weten 22/01788, 22/01883, 22/01779, 22/01896, 22/01755, 22/01849 en 22/01897. De aanzegging van het cassatieberoep is op 20 september 2022 in persoon betekend aan de betrokkene. Echter, er is geen schriftuur met middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn van zestig dagen.

Hierdoor kan de betrokkene, volgens artikel 511h in samenhang met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen. De conclusie van de Procureur-Generaal is dan ook dat de betrokkene niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het ingestelde beroep.

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL

BIJ DE

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

Nummer22/01882 P
Zitting25 juni 2024

CONCLUSIE

B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 10 mei 2022 het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op een bedrag van € 36.870,97 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling van dat bedrag aan de Staat ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 737 dagen.
Er bestaat samenhang met de zaken 22/01788, 22/01883, 22/01779, 22/01896, 22/01755, 22/01849 en 22/01897. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. De aanzegging ingevolge art. 511h Sv jo. art. 435, eerste lid, Sv is op 20 september 2022 in persoon betekend. Namens de betrokkene is niet binnen zestig dagen nadien een schriftuur, houdende middelen van cassatie ingediend.
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, kan hij ingevolge art. 511h jo. art. 437, tweede lid, Sv niet in zijn cassatieberoep worden ontvangen.
Deze conclusie strekt ertoe dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in het ingestelde beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden

AG