ECLI:NL:PHR:2024:1248

Parket bij de Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
22/02893
Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Type
Conclusie
Rechtsgebied
Strafrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Conclusie

PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer22/02893
Zitting3 december 2024
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
hierna: de verdachte.

1.Het cassatieberoep

1.1
De verdachte is bij arrest van 27 juli 2022 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, wegens onder 1 primair “opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof heeft voorts de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, zoals in het arrest nader omschreven.
1.2
Het cassatieberoep is onbeperkt ingesteld namens de verdachte. J. Boksem, advocaat in Leeuwarden, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

2.Het middel

2.1
Het middel bevat de klacht dat de door het hof gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring niet dragen.
2.2
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat:
“1. primair
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een of ruimtes in. een pand gelegen aan de [a-straat 1] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 4690, althans een groot aantal hennepstekken en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 9 oktober 2019 te [plaats] , ruimten voorhanden heeft gehad, te weten een bedrijfspand gelegen aan de [a-straat 1] aldaar, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet-strafbaar gestelde feiten;”
2.3
Daarvan heeft het hof onder 1 bewezen verklaard dat:
“hij op 9 oktober 2019 te [plaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [a-straat 1] ) een hoeveelheid van in totaal ongeveer 4691 hennepstekken en hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
2.4
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende (promis)bewijsoverweging van het hof (de voetnoten heb ik weggelaten):

Overweging met betrekking tot het bewijs
[…]
Op 17 mei 2019 heeft verdachte een huurovereenkomst getekend waarmee hij met ingang van 1 juni 2019 voor € 2.300 per maand het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] , bestaande uit een loods en een aangebouwd kantoorpand, huurde. De verhuurder had verdachte circa zes weken vóór overeenstemming over de huur werd bereikt een rondleiding door het pand gegeven.
In april en mei 2019 voerde verdachte WhatsApp-gesprekken met [betrokkene 1] , een man waarover meldingen waren binnengekomen dat hij jarenlang de elektrische voorzieningen voor meerdere hennepkwekerijen zou aanleggen. Onderstaande citaten zijn afkomstig uit deze WhatsApp-gesprekken:
04-04-19 14:44 - [verdachte] [plaats] : [plaats] te ver weg?
04-04-19 17:56 - [verdachte] [plaats] : Rij morgen naar [plaats] en laat ik je het weten
16-05-19 19:52 - [verdachte] [plaats] : Als je een eigen rechtstreekse aansluiting heb ook een stroomhuisje. Met zie die daar ook uit?
16-05-19 20:10 - [betrokkene 1] : Als ik het goed begrijp gaat het om een grootverbruiker dat laatste heb ik niet begrepen!!!
16-05-19 20:20 - [verdachte] [plaats] : Er komt 3 x 125 mm2 binnen 500 ampère per fase
22-05-19 13:43 - [betrokkene 1] : Dat rijd ook prettiger[knipoog-emoticon, AG TS]
22-05-19-13:43 - [verdachte] [plaats] : Niet met deze ouwe bak
22-05-19 13:44 - [betrokkene 1] : Als je straks alles weer aan de draai hebt komt dat ook wel weer.[knipoog-emoticon, AG TS]
22-05-19 13:45 - [verdachte] [plaats] : Als goed is kopen ze mij volgende week andere auto
22-05-19 13:45 - [verdachte] [plaats] : Iedere dag [plaats] is niet te doen anders
22-05-19 13:46 - [verdachte] [plaats] : Tot straks
22-05-19 21:25 - [verdachte] [plaats] : Kan je met mij mee vrijdagmiddag
22-05-19 21:25 - [verdachte] [plaats] : Zijn meerdere dingen die daar moeten gebeuren.
27-05-19 11:55 - Marlijn [plaats] : Jijj kon donderdag toch
27-05-19 19:00 - Marlijn [plaats] : We moeten echt wat dingen zeker weten. Uiteraard betalen ze ervoor dat we die kant op gaan
27-05-19 19:49 - [verdachte] [plaats] : Wanneer kan wel? We betalen dikke huur daar namelijk.
Op 9 oktober 2019 is in de loods van het pand aan de [a-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij met in totaal circa 4.010 hennepplanten en 680 hennepstekken aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien dat verdachte voorbereidingen heeft getroffen ten behoeve van de hennepkwekerij. Het hof is echter van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokken was bij de daadwerkelijk kweek van de hennep. In zoverre zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
Het hof is van oordeel dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten op 9 oktober 2019. Gegeven het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien heeft hij ten minste de aanmerkelijke kans aanvaard dat de loods zou worden gebruikt voor het kweken van hennep. De hennepkwekerij bevond zich bovendien zowel formeel als feitelijk in de machtssfeer van verdachte, nu hij de (hoofd)huurder was en toegang had tot de loods met de sleutel die zich in zijn kantoor bevond.”
2.5
In de toelichting op het middel wordt aangevoerd dat de bewijsmiddelen onvoldoende inhouden voor het oordeel dat de verdachte op 9 oktober 2019 opzettelijk een hoeveelheid hennepstekken en hennepplanten aanwezig heeft gehad. Volgens de steller van het middel is het feit dat de verdachte de loods huurde en dat er in zijn kantoortje een sleutel van de loods lag, onvoldoende voor het oordeel dat verzoeker opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad, omdat dat niets zegt over zijn wetenschap van de aanwezigheid van hennep in de loods. Voorts kan volgens hem uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat hij ook maar iets met de kwekerij te maken heeft gehad en dat hij bewust een aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de loods zou worden gebruikt voor het kweken van hennep.
2.6
Voor de beoordeling van het middel is het volgende van belang. Van het ‘aanwezig hebben’ van hennep als bedoeld in art. 3 aanhef en onder C Opiumwet is sprake als de verdachte de feitelijke macht over de hennep kan uitoefenen, waarmee wordt bedoeld dat de verdachte over die hennep kan beschikken. Daarvoor is niet vereist dat de hennep zich in de directe nabijheid van de verdachte hoeft te bevinden, noch dat de hennep aan de verdachte toebehoorde of dat sprake is van een beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van die hennep. [1] Naast dit vereiste, is voor het
opzettelijk‘aanwezig hebben’ eveneens noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de hennep, waarbij als ondergrens geldt dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op de aanwezigheid van hennep. [2]
2.7
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het bedrijfspand aan de [a-straat 1] te [plaats] , bestaande uit een loods en een aangebouwd kantoorpand, vanaf 1 juni 2019 heeft gehuurd. Verder heeft het hof vastgesteld dat de verdachte in de aanloop daarnaartoe WhatsApp-gesprekken heeft gevoerd met een man waarover meldingen waren binnengekomen dat hij jarenlang de elektrische voorzieningen voor meerdere hennepkwekerijen zou hebben aangelegd. Vervolgens is op 9 oktober 2019 in de loods van het voornoemde bedrijfspand een hennepkwekerij aangetroffen.
2.8
Het hof heeft geoordeeld dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte betrokken was bij de daadwerkelijke kweek van hennep, maar dat uit de hiervoor genoemde vaststellingen – in onderling verband en samenhang bezien – wel blijkt dat de verdachte voorbereidingen heeft getroffen voor de hennepkwekerij. Mede gelet op de vrije selectie en waardering van het bewijsmateriaal die de feitenrechter toekomt, acht ik dat oordeel van het hof niet onbegrijpelijk. Voor zover het middel hierover klaagt, faalt het.
2.9
De bewijsconstructie ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde bestaat echter uit nog twee redeneerstappen. De eerste stap is dat het hof overweegt dat de verdachte – gelet op het voorgaande – ten minste de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de loods zou worden gebruikt voor het kweken van hennep. De tweede stap is dat het hof oordeelt dat de hennepkwekerij zich zowel formeel als feitelijk in de machtssfeer van de verdachte bevond, omdat hij (hoofd)huurder was en toegang had tot de loods met de sleutel die zich in zijn kantoor bevond.
2.1
Deze redenering van het hof kan de bewezenverklaring wat mij betreft niet dragen. Het hof heeft immers niets vastgesteld (en heeft kennelijk op grond van het dossier niets kunnen vaststellen) over de aanwezigheid of betrokkenheid van de verdachte bij de loods of de daarin aangetroffen hennepkwekerij in de periode na de in de bewijsoverweging genoemde WhatsApp-gesprekken in april en mei 2019 en het ingaan van het huurcontract op 1 juni 2019. Over de periode tussen april/mei/juni 2019 en 9 oktober 2019 – de dag waarop de hennepkwekerij in de loods is aangetroffen en de dag waarop de bewezenverklaring ziet – kan dus uit de bewijsvoering van het hof niets worden afgeleid. Hoewel in zijn algemeenheid nog wel gezegd zou kunnen worden dat iemand die voorbereidingen treft voor een hennepkwekerij ook rekening houdt met de kans dat die hennepkwekerij er (ooit) daadwerkelijk komt, kan in de onderhavige zaak naar mijn oordeel niet zonder meer uit de bewijsvoering van het hof volgen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er op 9 oktober 2019 een hennepkwekerij in de loods zou zijn. De omstandigheden die het hof daarvoor in aanmerking neemt (te weten: het aangaan van het huurcontract en de hiervoor reeds benoemde WhatsApp-gesprekken), staan naar mijn oordeel zowel temporeel als op inhoudelijke gronden in een te ver verwijderd verband van het aantreffen van de hennepkwekerij op 9 oktober 2019.
2.11
In het verlengde daarvan kan uit de bewijsvoering evenmin blijken dat de verdachte de feitelijke macht over de aangetroffen hennepstekken en hennepplanten had. In aanmerking genomen dat uit de bewijsvoering van het hof niets blijkt over de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en evenmin bijvoorbeeld over zijn aanwezigheid in of rond de loods in de periode tussen april/mei/juni 2019 en 9 oktober 2019, bieden de omstandigheden dat de verdachte (hoofd)huurder was van het pand en toegang had tot de loods met een sleutel die zich in zijn kantoor bevond, naar mijn oordeel onvoldoende grondslag voor het oordeel dat de verdachte de feitelijke macht over de op 9 oktober aangetroffen hennep kon uitoefenen. Ik roep daarbij ook nog in herinnering dat – zoals ik hiervoor al heb toegelicht – uit de bewijsvoering van het hof naar mijn oordeel niet zonder meer kan volgen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er in de loods op 9 oktober 2019 een hennepkwekerij aanwezig was.
2.12
Met de steller van het middel ben ik daarom van mening dat de bewijsmiddelen onvoldoende inhouden voor het oordeel dat de verdachte op 9 oktober 2019 opzettelijk een hoeveelheid hennepstekken en hennepplanten aanwezig heeft gehad. De bewezenverklaring is dus ontoereikend gemotiveerd.

3.Slotsom

3.1
Het middel slaagt.
3.2
Ambtshalve merk ik op dat sinds het instellen van het cassatieberoep tot aan de datum van deze conclusie reeds twee jaren zijn verstreken, zodat ten tijde van de uitspraak van de Hoge Raad de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM zal zijn overschreden. De rechter naar wie de zaak zal worden teruggewezen of verwezen – of, wanneer dat niet het geval is, de Hoge Raad zelf – zal met deze overschrijding rekening moeten houden.
3.3
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof met uitzondering van de daarin gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG

Voetnoten

1.Zie HR 21 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1945,
2.HR 15 september 1986,